In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 6 te [Z], heeft vastgesteld op € 80.000 per waardepeildatum 1 januari 2014. De belanghebbende, eigenaar en gebruiker van het perceel, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) en rioolheffing. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zitting heeft het Hof vragen gesteld aan de heffingsambtenaar over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel en de onderbouwing van de WOZ-waarde. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel en dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Wel heeft het Hof geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase, die niet eerder was toegekend. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover het betreft de proceskostenvergoeding, en de heffingsambtenaar is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht.