Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster] ,wonende te [A] ,verder te noemen: de moeder,en
verder te noemen: de vader,
verzoekers,
gevestigd te Leeuwarden,
verder te noemen: de raad.
gecertificeerde instelling,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een brief van mr. Louwerse van 6 juni 2017 met productie(s);
- een brief van de raad van 14 juni 2017 met productie(s).
- een faxbericht/brief van mr. Louwerse van 16 juni 2017 met productie(s);
3.De vaststaande feiten
8 mei 2017, gevolgd door een verzoekschrift van de raad ingekomen bij de griffie van de rechtbank op 9 mei 2017, de voorlopige ondertoezichtstelling van het ongeboren kind uitgesproken voor de duur van drie maanden en is tevens machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend voor het ongeboren kind met ingang van de dag van de geboorte voor de duur van vier weken. Een en ander onder aanhouding van de beslissing voor het overige en verwijzing van de zaak naar de mondelinge behandeling ter terechtzitting van de kinderrechter op 12 mei 2017.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat, gelet op de beperkte leerbaarheid van de moeder in combinatie met het feit dat zij voor haar kinderen onvoldoende responsief en sensitief kon zijn, het ongeboren kind van de ouders na de geboorte (nog) niet thuis kan wonen. Dat zou een te groot risico vormen voor het kind. Eerst zal moeten worden onderzocht of de opvoedingscapaciteiten van de ouders goed genoeg zijn. Met name is van belang om te onderzoeken of de moeder voldoende responsief en sensitief kan zijn.
binnende eerste drie levensmaanden van [de minderjarige1] zorg zal dragen voor de realisatie van een verantwoorde en stabiele hechtingsomgeving voor [de minderjarige1] . Gelet op de zorg dienaangaande acht het hof de beschikbaarheid van schriftelijke rapportages, waaronder in elk geval een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder, aangewezen.