ECLI:NL:GHARL:2017:6551

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
200.217.962/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp en wegloopgedrag minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [verzoekster]. De minderjarige, geboren in 2000, is sinds 2013 onder toezicht gesteld en is eerder uithuisgeplaatst. De kinderrechter had op 29 mei 2017 een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend, die door [verzoekster] in hoger beroep werd aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, die de ontwikkeling van [verzoekster] ernstig belemmeren. Het hof oordeelt dat de machtiging tot gesloten jeugdhulp terecht is verleend, gezien het wegloopgedrag van [verzoekster] en de noodzaak van jeugdhulp. Het hof heeft ook aandacht besteed aan de noodzaak van therapie en het verbeteren van het sociale netwerk van [verzoekster]. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd, en het hof heeft het verzoek van [verzoekster] om vernietiging van de beschikking afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.217.962/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/202025 / JE RK 17-813)
beschikking van 25 juli 2017
inzake
[verzoekster],
verblijvende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. A.R. Maarsingh te Deventer,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle van 29 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 23 juni 2017;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 29 juni 2017, inhoudende dat de raad niet ter zitting aanwezig zal zijn;
- het verweerschrift van de GI met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 juli 2017 plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De moeder is verschenen.
Namens de GI is verschenen mevrouw [C] (jeugdbeschermer).

3.De vaststaande feiten

3.1
Het ouderlijk gezag over [verzoekster] , geboren [in] 2000 te [D] , wordt uitgeoefend door de moeder.
3.2
Sinds 2013 is [verzoekster] onder toezicht gesteld en met een machtiging uithuisplaatsing uit huis geplaatst. Bij beschikking van 26 mei 2016 is de ondertoezichtstelling van [verzoekster] verlengd tot 30 mei 2017 en is de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 30 mei 2017. Bij beschikking van 24 november 2016 is een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 24 november 2016 tot 30 mei 2017 verleend.
3.3
De GI heeft in haar verzoekschrift dat op 15 mei 2017 bij de rechtbank is ontvangen, verzocht om de ondertoezichtstelling van [verzoekster] met zes maanden te verlengen en een machtiging tot gesloten jeugdzorg te verlenen voor de duur van drie maanden.
Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [verzoekster] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft ingestemd met het verzoek.
3.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 november 2017 en de GI een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 30 mei 2017 tot uiterlijk 30 augustus 2017 betreffende [verzoekster] .
3.5
[verzoekster] verblijft sinds 24 november 2016 binnen de gesloten jeugdzorg van [E] in [A] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 29 mei 2017. Zij verzoekt om vernietiging van die beschikking en –zo is ter zitting op het beroepschrift toegelicht- afwijzing van het verzoek om een machtiging tot gesloten jeugdhulp. Haar beroep richt zich niet tegen de ondertoezichtstelling.
4.2
De GI heeft tegen het verzoek van [verzoekster] verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet (Jw) kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ingevolge artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling, de raad of het openbaar ministerie de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar verlengen.
5.2
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de in artikel 6.1.2 lid 3, lid 5 en lid 6 en artikel 6.1.10 lid 1 Jw gestelde formele eisen voor het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw.
5.3
[verzoekster] is het niet eens met de machtiging gesloten jeugdhulp. De GI persisteert bij het inleidend verzoek tot het verlenen van die machtiging. Ook de moeder staat achter dat verzoek.
5.4
Op grond van het verhandelde ter zitting en de inhoud van het dossier is het hof van oordeel dat de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing terecht is gegeven. Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
5.5
Niet weersproken is dat er bij [verzoekster] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat uithuisplaatsing noodzakelijk is geweest en ook nu nog nodig is. [verzoekster] is een kwetsbaar en beschadigd meisje met beperkte cognitieve capaciteiten. Recent is na diagnostisch onderzoek bij [verzoekster] een posttraumatisch stresssyndroom en een norm overschrijdende gedragsstoornis vastgesteld. [verzoekster] heeft emotiewisselingen, oppositionele problemen en moeite met grenzen aangeven met betrekking tot seksualiteit en intimiteit al dan niet gecombineerd met drugsgebruik. Zij laat zich door volwassenen zoals de hulpverlening of haar moeder moeilijk begrenzen. Vanuit het diagnostisch onderzoek zijn EMDR, cognitieve gedragstherapie en afstemming van haar medicatie geadviseerd.
5.6
Daar komt bij dat er terecht zorgen waren dat [verzoekster] zich aan de zorg die zij nodig heeft zou onttrekken. Voordat de eerste machtiging gesloten jeugdhulp verleend is, is zij namelijk bij herhaling weggelopen vanuit de open setting [F] waar zij verbleef, laatstelijk begin november 2016 waarna de GI de machtiging tot gesloten plaatsing heeft verzocht. Vóór het inleidend verzoek en wel in april 2017 is [verzoekster] , nadat zij bij een bezoek aan de moeder was weggelopen, zelfs 1,5 week vermist geweest. Zij is toen weer in risicovolle situaties terechtgekomen, waarbij -naar eigen zeggen van [verzoekster] - opnieuw sprake was van drugs, drank en seks. [verzoekster] heeft weliswaar gesteld dat het de laatste tijd goed gaat, maar ook heel recent nog, na de zitting bij de rechtbank op 29 mei 2017, is zij weer weggelopen naar haar moeder, waar de situatie escaleerde in verbaal en fysiek geweld over en weer.
Het weglooprisico is naar het oordeel van het hof dan ook onverminderd hoog. Op dit moment heeft het hof er nog onvoldoende vertrouwen in dat [verzoekster] de verantwoordelijkheid aan kan om vanuit een open setting of vanuit een pleeggezin te werken aan haar gedragsproblemen. Zij is daarvoor te zelfbepalend. Zij zal eerst binnen de gesloten plaatsing en tijdens het verlof moeten laten zien dat zij de verantwoordelijkheid van meer vrijheid aankan die haar stapsgewijze zal worden verleend. Een minder verstrekkende maatregel dan de gesloten plaatsing volstaat naar het oordeel van het hof thans dan ook nog niet.
5.7
Een belangrijk bezwaar van [verzoekster] tegen de gesloten plaatsing is dat er al heel lang EMDR-therapie is toegezegd maar dat deze nog steeds niet is begonnen en er bij [E] al wel gesproken is over een verlenging van de plaatsing tot december 2017. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet duidelijk geworden waarom de EMDR-therapie die noodzakelijk wordt geacht, nog niet gestart is. Het hof acht het voor [verzoekster] van groot belang dat zo spoedig mogelijk met deze therapie wordt gestart, dan wel als dat nog niet kan, aangegeven wordt waarom dat zo is en wanneer dan wel gestart gaat worden. Het hof vertrouwt erop dat de GI daarop zal aansturen.
De moeder en [verzoekster] hebben overigens aangegeven dat ze niet goed op de hoogte worden gehouden van het behandelplan. De GI heeft aangegeven dat er eens per drie maanden een evaluatie met [E] is, maar het hof acht een maandelijkse evaluatie –gezien de ernst van de problematiek van [verzoekster] - meer passend. Het hof vertrouwt erop dat daarbij aan de moeder en [verzoekster] (meer) inzicht gegeven zal worden in de voortgang van de behandeling.
5.8
Ter zitting is duidelijk geworden dat [verzoekster] de afgelopen tijd geen bezoek heeft gehad. Dat is zorgelijk. [verzoekster] heeft nog maar een beperkt sociaal netwerk. Het hof wil de GI daarom aansporen om naast de doelen die genoemd zijn in het Plan van Aanpak van 29 mei 2017 ook aan het verbeteren van het sociale netwerk en aan bezoek voor [verzoekster] te gaan werken.
5.9
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat, anders dan [verzoekster] aanvoert, de gronden voor opneming en verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg aanwezig zijn geweest en ook thans nog aanwezig zijn. Daaruit volgt dat het hof de beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen, dient te bekrachtigen.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 29 mei 2017 voor zover het de machtiging tot gesloten jeugdhulp betreft;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, J.G. Idsardi en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 25 juli 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.