Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om de bijzondere curator, mevrouw [C], van haar taak te ontheffen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. I. Wagenaar, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Overijssel van 27 juli 2016, waarin het verzoek om de bijzondere curator te ontheffen was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans, heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de beschikking van de rechtbank in stand moet blijven.
De procedure in eerste aanleg betrof een geschil over de zorgregeling en het hoofdverblijf van de kinderen, die uit de relatie van partijen zijn geboren. De rechtbank had eerder de bijzondere curator benoemd om de kinderen te vertegenwoordigen en had de beslissing over de zorgregeling aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juli 2017 zijn de minderjarigen afzonderlijk gehoord, en hebben beide ouders hun standpunten toegelicht.
Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek van de moeder om de bijzondere curator te ontheffen niet op de wet is gebaseerd. Het hof heeft geoordeeld dat, zelfs als het verzoek zou worden toegewezen, dit niet zou leiden tot het buiten beschouwing laten van het rapport van de bijzondere curator. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.