ECLI:NL:GHARL:2017:7010

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
200.181.593/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eiswijziging in hoger beroep en beoordeling van toewijsbaarheid vordering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een eiswijziging in hoger beroep. De appellant, wonende te [A], heeft in eerste aanleg als gedaagde gefungeerd tegen Allianz Benelux N.V., die in eerste aanleg als eiseres optrad. De zaak betreft een verzekeringsovereenkomst die Allianz had met Van Vuuren Wegenbouw B.V. voor een kraan die op 19 november 2012 als gestolen werd aangemeld. Na uitkering van de schade aan Van Vuuren is de eigendom van de kraan overgedragen aan Allianz. De kraan werd later door de politie aangetroffen en in beslag genomen. De appellant heeft de kraan uiteindelijk gekocht van een derde partij en doorverkocht aan een partij in Oekraïne.

In eerste aanleg heeft Allianz de appellant, samen met andere betrokkenen, aangesproken voor schadevergoeding, wat resulteerde in een veroordeling tot betaling van € 26.750,-. In hoger beroep heeft Allianz haar eis gewijzigd, wat door de appellant werd betwist. De rolraadsheer heeft overwogen dat de appellant het recht heeft om zijn eis of gronden te wijzigen, maar dat dit niet mag leiden tot onredelijke vertraging of bemoeilijking van de verdediging. De rolraadsheer concludeert dat de eiswijziging van Allianz niet in strijd is met de goede procesorde en dat de bezwaren van de appellant tegen de eiswijziging worden verworpen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata voor een comparitie van partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.181.593/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/133411 / HA ZA 14-96)
rolbeschikking van 15 augustus 2017 in de zaak van:
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H.A. van Beilen, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Allianz Benelux N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Allianz,
advocaat: mr. P. van Huizen, kantoorhoudend te Arnhem.
Het tussenarrest van 31 januari 2017 wordt hier overgenomen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Bij tussenarrest van 31 januari 2017 is een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft vooralsnog geen doorgang gevonden.
1.2
[appellant] heeft een antwoordakte na wijziging van eis/wijziging grondslag genomen.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van een rolbeschikking in het verzet wijziging eis.

2.De beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak in het kort om het volgende.
2.2
Ter zake van een in het tussenvonnis van de rechtbank van 4 maart 2015 nader omschreven kraan, heeft de toenmalige eigenaar (Van Vuuren Wegenbouw B.V.) met Allianz een verzekeringsovereenkomst gesloten ter dekking van schade in de zin van verlies van de kraan door diefstal, oplichting of verduistering.
2.3
Op 19 november 2012 is aangifte gedaan van diefstal van de kraan. Na uitkering van een bedrag aan Van Vuuren Wegenbouw B.V. is de eigendom van de kraan overgedragen aan Allianz.
2.4
Door de politie is de kraan (naar aanleiding van de melding van een derde) op 28 augustus 2013 aangetroffen en in beslag genomen.
2.5
Eind november 2013 heeft de politie de kraan afgegeven aan [B] , wonende te [C] (hierna: [B] ), die stelde dat hij de kraan had gekocht van [D] , wonende te [E] (hierna: [D] ). [B] heeft de kraan omstreeks 27 november 2013 verkocht aan [appellant] . Op zijn beurt heeft [appellant] de kraan in december 2013 doorverkocht aan een in Kiev (Oekraïne) gevestigde partij.
2.6
In eerste aanleg heeft Allianz in rechte betrokken [appellant] , [B] en [D] en gevorderd (samengevat) dat zij hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die Allianz heeft geleden. In het eindvonnis van 2 september 2015 heeft de rechtbank - voor zover thans relevant - [appellant] , [B] en [D] hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Allianz van € 26.750,-, met nevenveroordelingen.
2.7
In de memorie van antwoord tevens akte houdende wijziging van eis/wijziging grondslag, heeft Allianz haar eis op de in dat processtuk aangegeven wijze gewijzigd.
2.8
[appellant] verzet zich tegen de eiswijziging van Allianz in hoger beroep, stellende (samengevat) dat de gewijzigde vordering niet toewijsbaar is.
2.9
De rolraadsheer overweegt dat op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv aan de appellant in principaal of incidenteel appel de bevoegdheid toekomt zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
2.1
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959).
2.11
De eiswijziging van Allianz voldoet aan de in 2.10 vermelde "in beginsel strakke regel", nu Allianz de eiswijziging in haar memorie van antwoord tevens akte houdende wijziging van eis/wijziging grondslag, heeft opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering.
2.12
De vraag of de gewijzigde vordering van Allianz toewijsbaar is, dient te worden beantwoord door de combinatie van het hof die deze zaak ten gronde zal beoordelen, niet door de rolraadsheer in het kader van bezwaar tegen de eiswijziging.
2.13
In de bezwaren van [appellant] ziet de rolraadsheer dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat hij door de eiswijziging van Allianz onredelijk in zijn verdediging wordt bemoeilijkt en/of dat het geding er onredelijk door zal worden vertraagd. Ambtshalve ziet de rolraadsheer evenmin grond voor een dergelijk oordeel.
2.14
De conclusie luidt dat de bezwaren van [appellant] tegen de eiswijziging van Allianz zullen worden verworpen. Het hof zal in appel derhalve recht doen op de gewijzigde eis van Allianz. De zaak zal naar de rol worden verwezen om opnieuw verhinderdata op te geven voor de bij tussenarrest van 31 januari 2017 gelaste comparitie van partijen.
De beslissing
De rolraadsheer:
verwerpt de bezwaren van [appellant] tegen de eiswijziging van Allianz in hoger beroep;
verwijst de zaak naar de rol van
12 september 2017voor opgave verhinderdata partijen ten behoeve van een meervoudige comparitie.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 augustus 2017 in bijzijn van de griffer.