ECLI:NL:GHARL:2017:7014

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
200.211.259/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van eiswijziging in hoger beroep en de gevolgen voor de procesorde

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2017, gaat het om de toelaatbaarheid van een eiswijziging in hoger beroep. Appellanten, [appellant1] en [appellant2], hebben gezamenlijk de eigendom van een woning en hebben een huurovereenkomst gesloten met de geïntimeerden, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]. De huurovereenkomst liep van 1 mei 2011 tot 1 mei 2016. Appellant1 heeft de huur opgezegd met als reden dringend eigen gebruik. De geïntimeerden hebben deze opzegging betwist en de zaak is in eerste aanleg aanhangig gemaakt.

In hoger beroep hebben appellanten hun eis gewijzigd, wat door de geïntimeerden werd betwist. De rolraadsheer heeft overwogen dat de eiswijziging niet in strijd is met de goede procesorde, omdat deze tijdig is ingediend en niet leidt tot onredelijke vertraging of bemoeilijking van de verdediging. De rolraadsheer heeft benadrukt dat het wettelijk stelsel het mogelijk maakt dat het hof als feitelijke instantie recht doet op de gewijzigde eis. De bezwaren van de geïntimeerden tegen de eiswijziging zijn verworpen, en de zaak is verwezen naar de rol voor verdere procedure.

De rolraadsheer concludeert dat de eiswijziging van appellanten toelaatbaar is en dat de geïntimeerden voldoende gelegenheid hebben om zich te verweren tegen de gewijzigde vordering. De beslissing van het hof is dat de bezwaren van de geïntimeerden tegen de eiswijziging worden verworpen, en de zaak wordt voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.211.259/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 4855966 / LC EXPL 16-887)
rolbeschikking van 15 augustus 2017 in de zaak van:

1.[appellant1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[appellant1], en
2.
[appellant2] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[appellant2],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. A.N. van der Eijk, kantoorhoudend te Almere,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,en

2.
[geïntimeerde2] ,
beiden wonende te [A] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. V.C. Hartkamp, kantoorhoudend te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 januari 2017;
- de memorie van grieven, tevens akte inhoudende wijziging eis (met producties);
- de akte uitlaten wijziging eis, waarbij [geïntimeerden] c.s. verzet aantekenen tegen de eiswijziging door [appellanten] c.s.
1.2
Partijen hebben de stukken gefourneerd voor het geven van een rolbeschikking op het verzet tegen de eiswijziging. In het procesdossier van [geïntimeerden] c.s. ontbreken de stukken van de procedure in hoger beroep. Voor de ontbrekende gedingstukken heeft de rolraadsheer zich verlaten op het door [appellanten] c.s. overgelegde procesdossier.

2.De beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak in het kort om het volgende.
2.2
[appellant1] en [appellant2] hebben gezamenlijk de eigendom van de woning aan de [a-straat] 125 te [A] (hierna: de woning). [appellant1] heeft ter zake van de woning een huurovereenkomst gesloten met [geïntimeerden] c.s. In de huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat [geïntimeerden] c.s. de woning huren voor een bepaalde periode van vijf jaar, ingaande 1 mei 2011 en eindigend op 1 mei 2016.
2.3
Namens [appellant1] heeft mr. H.A. Verbeek, kandidaat-notaris te Lelystad, bij brief van 29 september 2015 de huur van de woning opgezegd tegen 1 mei 2016. In de brief is als grond voor de opzegging vermeld: dringend nodig voor eigen gebruik van de verhuurder.
2.4
[geïntimeerden] c.s. hebben niet ingestemd met de huuropzegging. [appellanten] c.s. hebben [geïntimeerden] c.s. daarop in eerste aanleg in rechte betrokken en gevorderd (samengevat) dat de kantonrechter bepaalt dat de huurovereenkomst is beëindigd en daarbij het tijdstip van de ontruiming vaststelt, met nevenvorderingen.
2.5
In de memorie van grieven, tevens akte inhoudende wijziging eis, hebben [appellanten] c.s. hun eis op de in dat processtuk aangegeven wijze gewijzigd.
2.6
[geïntimeerden] c.s. verzetten zich tegen de eiswijziging van [appellanten] c.s. in hoger beroep, stellende (samengevat) dat de gewijzigde eis een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat inhoudt en dat [geïntimeerden] c.s. een feitelijke instantie missen.
2.7
De rolraadsheer overweegt dat op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv aan de appellant in principaal of incidenteel appel de bevoegdheid toekomt zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
2.8
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959).
2.9
De eiswijziging van [appellanten] c.s. voldoet aan de in 2.8 vermelde "in beginsel strakke regel", nu [appellanten] c.s. de eiswijziging in hun memorie van grieven, tevens akte inhoudende wijziging eis, hebben opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering.
2.1
Waar [geïntimeerden] c.s. stellen dat hun door de eisvermeerdering een feitelijke instantie wordt onthouden, oordeelt de rolraadsheer dat aan het wettelijk stelsel inherent is dat op de gewijzigde eis slechts door het hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet doorslaggevend. [geïntimeerden] c.s. krijgen immers voldoende gelegenheid om zich bij memorie van antwoord adequaat te verweren tegen de gewijzigde vordering van [appellanten] c.s.
2.11
Anders dan [geïntimeerden] c.s. kennelijk menen, is het niet in strijd met de goede procesorde dat [appellant1] in hoger beroep komt met een wijziging c.q. aanvulling van zijn vordering. Het hoger beroep biedt de appellerende partij immers mede de gelegenheid voor het verbeteren en aanvullen van hetgeen zij zelf bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Ook geldt dat een verandering of vermeerdering van eis (zelfs nadat van grieven of van antwoord is gediend) toelaatbaar kan zijn, indien de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen (HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771). Tegen deze achtergrond bezien kan van een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat als gevolg van de gewijzigde vordering naar het oordeel van de rolraadsheer niet worden gesproken, noch van een substantiële uitbreiding van het feitencomplex. De hoogte van de huur per 1 mei 2016 en de contractuele bepalingen ter zake van de huurverhoging waren immers ook in eerste aanleg reeds onderwerp van het partijdebat.
2.12
In de bezwaren van [geïntimeerden] c.s. ziet de rolraadsheer dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat zij door de eiswijziging van [appellanten] c.s. onredelijk in hun verdediging worden bemoeilijkt en/of dat het geding er onredelijk door zal worden vertraagd. Ambtshalve ziet de rolraadsheer evenmin grond voor een dergelijk oordeel.
2.13
De conclusie luidt dat de bezwaren van [geïntimeerden] c.s. tegen de eiswijziging van [appellanten] c.s. zullen worden verworpen. Het hof zal in appel derhalve recht doen op de gewijzigde eis van [appellanten] c.s.. De zaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
De rolraadsheer:
verwerpt de bezwaren van [geïntimeerden] c.s. tegen de eiswijziging van [appellanten] c.s. in hoger beroep;
verwijst de zaak naar de rol van
26 september 2017voor memorie van antwoord.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 15 augustus 2017 in bijzijn van de griffer.