In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een kort geding tussen Proximedia Nederland B.V. en Visualmedia B.V. Proximedia, een leverancier van internetdiensten, had een rechtszaak aangespannen tegen Visualmedia vanwege een artikel dat laatstgenoemde op haar website had gepubliceerd. Dit artikel waarschuwde consumenten voor de agressieve verkoopmethoden van Proximedia en bevatte negatieve ervaringen van klanten. Proximedia vorderde in eerste aanleg dat Visualmedia het artikel zou verwijderen en zich zou onthouden van verdere uitlatingen over Proximedia. De voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland had deze vorderingen afgewezen, waarbij hij het recht op vrijheid van meningsuiting van Visualmedia zwaarder liet wegen dan het recht van Proximedia op bescherming van haar eer en goede naam.
In hoger beroep voerde Proximedia aan dat het artikel van Visualmedia moest worden beschouwd als ongeoorloofde vergelijkende reclame in de zin van artikel 6:194a BW. Het hof oordeelde dat de waarschuwing van Visualmedia inderdaad als vergelijkende reclame kon worden aangemerkt, omdat deze impliciet Proximedia en haar diensten noemde. Het hof stelde vast dat Visualmedia niet had aangetoond dat de publicatie voldeed aan de strenge eisen die aan vergelijkende reclame worden gesteld. Aangezien het artikel inmiddels was verwijderd, was er geen spoedeisend belang meer bij de vordering tot verwijdering, maar het hof gebiedde Visualmedia om het artikel verwijderd te houden van haar website en Twitterkanaal. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde Visualmedia in de proceskosten.