ECLI:NL:GHARL:2017:707

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
200.186.790/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van eiswijziging in hoger beroep en de gevolgen voor de procesorde

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen stichting De Huismeesters. De zaak betreft een eiswijziging in hoger beroep die door De Huismeesters is ingediend. De rolraadsheer, mr. J.H. Kuiper, heeft op 31 januari 2017 geoordeeld over de toelaatbaarheid van deze eiswijziging. De achtergrond van de zaak ligt in een eerdere procedure waarin De Huismeesters de ontbinding van de huurovereenkomst met [appellante] had gevorderd, na het aantreffen van hennepplanten in de woning die aan [appellante] werd verhuurd. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [appellante] veroordeeld tot ontruiming van de woning.

In hoger beroep heeft [appellante] verzet aangetekend tegen de eiswijziging van De Huismeesters, stellende dat deze wijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De rolraadsheer heeft echter geoordeeld dat de eiswijziging niet leidt tot onredelijke vertraging of bemoeilijking van de verdediging. De rolraadsheer heeft benadrukt dat het wettelijk stelsel het mogelijk maakt dat het hof als feitelijke instantie recht doet op de gewijzigde eis, en dat het gemis van een feitelijke instantie op zichzelf niet doorslaggevend is. De rolraadsheer heeft de bezwaren van [appellante] tegen de eiswijziging verworpen en de zaak verwezen naar de rol voor verdere procedure.

De uitspraak van het hof benadrukt de mogelijkheden en beperkingen van eiswijzigingen in hoger beroep, en hoe deze zich verhouden tot de eisen van een goede procesorde. Het hof heeft de rol van de eiswijziging in het hoger beroep en de impact op de procesvoering zorgvuldig afgewogen, en heeft de zaak verder in behandeling genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.186.790/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4080624 CV EXPL 15-5216)
rolbeschikking van 31 januari 2017 in de zaak van:
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. T.J.J. Bodewes, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
stichting De Huismeesters,
gevestigd te [A] ,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
De Huismeesters,
advocaat: mr. N. Kiewiet, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 28 juli 2015 en 17 november 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep van 3 december 2015;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord, tevens akte vermeerdering/wijziging van eis in principaal appel, tevens memorie van eis in incidenteel appel (met producties);
- de akte waarbij [appellante] verzet aantekent tegen de eiswijziging door De Huismeesters.
2.2
De conclusie van de memorie van grieven strekt tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter van 17 november 2015 voor zover gewezen in conventie en tot het alsnog afwijzen van de vordering van De Huismeesters, tot bekrachtiging van genoemd vonnis voor zover gewezen in reconventie, een en ander met veroordeling van De Huismeesters in de proceskosten in beide instanties.
2.3
De conclusie van de memorie van antwoord, tevens akte vermeerdering/wijziging van eis in principaal appel, tevens memorie van eis in incidenteel appel, luidt om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
"
In principaal appèl:
I. Het vonnis van 17 november 2015, gewezen door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen, voor zover gewezen in
conventiete bekrachtigen;
II. [appellante] te veroordelen tot betaling van de mutatiekosten ad € 2.725,53 (inclusief BTW) en de achterstallige huurpenningen ad € 206,95, althans tot betaling van een bedrag dat Uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te bepalen, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in dezen te wijzen arrest, althans vanaf een datum die Uw Gerechtshof in goede justitie vermeent te bepalen;
In incidenteel appèl:
Het vonnis van 17 november 2015, gewezen door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen, voor zover gewezen in
reconventiete vernietigen en opnieuw rechtdoende, onder aanvulling van gronden en/of feiten:
I. [appellante] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans deze vorderingen af te wijzen, dan wel deze aan haar te ontzeggen;
In principaal en incidenteel appèl:
II. [appellante] te veroordelen in de kosten van beide instanties alsmede de (na)kosten volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen arrest en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening."
2.4
[appellante] heeft bij akte geconcludeerd tot weigering van de eisvermeerdering van De Huismeesters.
2.5
Partijen hebben de stukken gefourneerd voor het geven van een rolbeschikking op het verzet tegen de eiswijziging.

3.De beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak in het kort om het volgende.
3.2
Sinds 1 augustus 2008 verhuurt De Huismeesters de woning aan de [a-straat] 3 te [A] (hierna: de woning) aan [appellante] en de heer [B] .
3.3
Op 6 januari 2015 hebben medewerkers van de Regiopolitie Groningen 51 hennepplanten alsmede attributen voor het kweken van hennep aangetroffen in de woning.
3.4
De huurovereenkomst met [B] is per 6 maart 2015 beëindigd.
3.5
In eerste aanleg heeft De Huismeesters (in conventie, samengevat) gevorderd dat de huurovereenkomst met [appellante] wordt ontbonden en dat [appellante] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning, kosten rechtens.
3.6
[appellante] heeft in eerste aanleg een reconventionele vordering ingesteld.
3.7
In zijn eindvonnis van 17 november 2015, waarvan beroep, heeft de kantonrechter als volgt beslist:
"
in conventie
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot woning aan de [a-straat] 3 te [A] ;
3.2.
veroordeelt [appellante] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [a-straat] 3 te [A] te ontruimen en ontruimd te houden met medeneming van al het hare en met achterlating van al hetgeen haar en de haren niet in eigendom toebehoort en met afgifte van de sleutel aan De Huismeesters;
3.3.
veroordeelt [appellante] om voor zover ontruiming binnen de gestelde termijn uitblijft tot het betalen van schadevergoeding over de periode waarin de ontruiming niet heeft plaatsgevonden ter hoogte van de over die periode verschuldigde huurpenningen;
3.4.
veroordeelt [appellante] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van De Huismeesters tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 116,00 aan vast recht, € 96,16 aan explootkosten en € 225,00 voor salaris van de gemachtigde;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
3.6
verbiedt De Huismeesters om de (persoons)gegevens van [appellante] als bedoeld in het hennep convenant ten aanzien van de hennepteelt aan de in het hennepconvenant genoemde woningcorporaties en Woningnet (N.V.) te verstrekken;
3.7.
verbiedt De Huismeesters om [appellante] voor een periode langer dan 24 maanden, ingaande per heden, uit te sluiten van het huren van een door haar verhuurde sociale huurwoning, onder de voorwaarde dat in de sociale huurwoning van [appellante] geen hennepteelt wordt aangetroffen binnen vijf jaar na heden;
3.8.
veroordeelt De Huismeesters tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere overtreding van de in 3.6. en 3.7. genoemde verboden, tot een maximum van € 100.000,00;
3.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.10.
wijst af het meer of anders gevorderde."
3.8
De Huismeesters heeft [appellante] bij exploot van 20 november 2015 de ontruiming van de woning aangezegd tegen 10 december 2015. [appellante] heeft in een executiegeschil in kort geding gevorderd dat het De Huismeesters wordt verboden het vonnis van de kantonrechter van 17 november 2015 ten uitvoer te leggen. Deze vordering is afgewezen bij vonnis van 9 december 2015 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (zaaknummer C/18/162879 / KG ZA 15-321).
3.9
[appellante] heeft de woning op 10 december 2015 verlaten.
3.1
[appellante] verzet zich tegen de eiswijziging in hoger beroep, stellende (samengevat) dat de eisvermeerdering betrekking heeft op vergoeding van gestelde ontruimingskosten en huurachterstand. Dat is een ander belang en een andere feitelijke en juridische grondslag dan de vordering in conventie in eerste aanleg. Door de eiswijziging wordt haar een feitelijke instantie onthouden, zodat de eiswijziging volgens [appellante] moet worden geweigerd wegens strijd met de eisen van een goede procesorde.
3.11
De rolraadsheer overweegt dat op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv aan De Huismeesters de bevoegdheid toekomt haar eis of de gronden daarvan te wijzigen. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
3.12
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959 en HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064).
3.13
De eiswijziging van De Huismeesters voldoet aan de in 3.12 vermelde "in beginsel strakke regel", nu De Huismeesters de eiswijziging in haar memorie van antwoord, tevens akte vermeerdering/wijziging van eis in principaal appel, tevens memorie van eis in incidenteel appel, heeft opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering.
3.14
Voor zover [appellante] stelt dat haar door de eisvermeerdering een feitelijke instantie wordt onthouden, oordeelt de rolraadsheer dat aan het wettelijk stelsel inherent is dat op de gewijzigde eis slechts door het hof als feitelijke instantie recht wordt gedaan. Het gemis van een feitelijke instantie is op zichzelf dan ook niet doorslaggevend. Bij memorie van antwoord in incidenteel appel krijgt [appellante] immers voldoende gelegenheid om zich adequaat te verweren tegen de gewijzigde vordering van De Huismeesters.
3.15
Van een ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat als gevolg van de gewijzigde vordering, kan naar het oordeel van de rolraadsheer niet worden gesproken, noch van een substantiële uitbreiding van het feitencomplex. Het gaat er immers slechts om dat thans ook de kosten van de ontruiming worden gevorderd. Het feitencomplex dat daaraan ten grondslag ligt, is tamelijk overzichtelijk. Bovendien moet worden bedacht dat een verandering of vermeerdering van eis (zelfs nadat van grieven of van antwoord is gediend) toelaatbaar kan zijn, indien de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen (HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771).
3.16
In de bezwaren van [appellante] ziet de rolraadsheer dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat zij door de eiswijziging van De Huismeesters onredelijk in haar verdediging wordt bemoeilijkt en/of dat het geding er onredelijk door zal worden vertraagd. Ambtshalve ziet de rolraadsheer evenmin grond voor een dergelijk oordeel.
3.17
De conclusie luidt dat de bezwaren van [appellante] tegen de eiswijziging zullen worden verworpen. Het hof zal in hoger beroep derhalve recht doen op de gewijzigde eis van De Huismeesters. De (hoofd)zaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.
De beslissing
De rolraadsheer:
verwerpt de bezwaren van [appellante] tegen de eiswijziging van De Huismeesters;
verwijst de (hoofd)zaak naar de rol van
dinsdag 14 maart 2017voor memorie van antwoord in incidenteel appel aan de zijde van [appellante] .
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 januari 2017 in bijzijn van de griffer.