ECLI:NL:GHARL:2017:7281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
200.200.086/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en toedeling van de echtelijke woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen partijen, die in 1990 te Spanje met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 23 maart 2016 de vordering van de appellant tot vaststelling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en toedeling van de echtelijke woning aan hem afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C.M. Montessori, heeft in hoger beroep gevraagd om vernietiging van dit vonnis en toewijzing van zijn vordering. De geïntimeerde is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk een woning hebben verworven, die onder de gemeenschap van aanwinsten valt, en dat de appellant recht heeft op de verdeling van deze gemeenschap. Het hof heeft geoordeeld dat de onroerende zaak aan de appellant moet worden toegedeeld, met de verplichting om de hypotheekschuld te dragen en de geïntimeerde te ontslaan uit haar verplichtingen. De appellant heeft ook de polis van levensverzekering die aan de hypotheek is gekoppeld gevorderd. Het hof heeft de vordering van de appellant toegewezen, met enkele aanpassingen, en de proceskosten gecompenseerd, zodat elk van partijen de eigen kosten draagt.

De beslissing van het hof houdt in dat de appellant de woning en de polis van levensverzekering toegewezen krijgt, en dat de geïntimeerde binnen drie weken na betekening van het arrest moet meewerken aan de levering van haar aandeel in de woning. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.200.086/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/398003 / HL ZA 16-2)
arrest van 22 augustus 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. A.C.M. Montessori, kantoorhoudend te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] , Spanje,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 23 maart 2016. Daarbij is de vordering van [appellant] tot - kort gezegd - vaststelling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap, toedeling van de gewezen echtelijke woning c.a. aan hem en machtiging om het vonnis in de plaats te stellen van de wilsverklaring van [geïntimeerde] , afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[appellant] is bij exploot van 22 juni 2016 in hoger beroep gekomen en heeft op 27 december 2016 van grieven gediend onder overlegging van producties. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van zijn (aangepaste) vordering in eerste aanleg, zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.6 hieronder.
2.2
[geïntimeerde] is niet in rechte verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
2.3
[appellant] heeft arrest gevraagd en het hof heeft een uitspraakdatum bepaald.

3.De beoordeling

de feiten
Als gesteld en niet weersproken staan de volgende feiten vast.
3.1
Partijen zijn [in] 1990 te [C] (Spanje) met elkaar gehuwd. Zij hebben niet tevoren of achteraf huwelijkse voorwaarden gemaakt. Ten tijde van de huwelijkssluiting had de man de Marokkaanse nationaliteit en de vrouw de Spaanse.
3.2
Na de huwelijksvoltrekking hebben partijen ongeveer twee jaar in Spanje gewoond.
3.3
Partijen zijn vervolgens naar Nederland verhuisd. De man heeft de Nederlandse nationaliteit verkregen en de vrouw vermoedelijk ook.
3.4
Op 1 februari 2001 is aan partijen gezamenlijk geleverd de onroerende zaak het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere bestanddelen, staande en gelegen te [A] , plaatselijk bekend als [a-straat] 59, kadastraal bekend gemeente Almere, sectie [Y] , nummer [00000] , groot 1,47 are. Op deze onroerende zaak is ten behoeve van de ABN-Amrobank een recht van hypotheek gevestigd met een inschrijvingsbedrag van € 190.000,-. Aan de hypotheekschuld is een polis van levensverzekering ("Meegroeiverzekering") gekoppeld, afgesloten bij ABN-Amro Levensverzekering N.V. onder polisnummer [00001] De waarde van deze polis was in oktober € 16.842,-. De WOZ-waarde van de woning per peildatum 1 januari 2014 was € 147.000,-.
3.5
Bij beschikking van de (toenmalige) rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 13 augustus 2008 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, met nevenvoorzieningen. Deze beschikking is op 17 september 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag.
de vordering
3.6
[appellant] vordert thans "dat het het Gerechtshof moge behagen op nader aan te voeren gronden het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland d.d. 23 maart 2016, als voornoemd, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden Errungenschaftsgemeinschaft aldus vast te stellen dat het aandeel van de vrouw in het onroerende goed aan de [a-straat] 59 te [A] en in de aan de hypotheek verbonden polis levensverzekering bij de ABN-AMRO onder polisnummer [00001] aan appellant wordt geleverd, een en ander onder de verplichting van appellant de hypotheekschuld bij de ABN AMRO te dragen
en ervoor zorg te dragen dat geïntimeerde wordt ontslagen uit haar verplichtingen terzake;
- geïntimeerde te veroordelen om binnen drie weken na de betekening van dit
vonnis mee te werken aan de levering van haar aandeel in de woning aan de [a-straat] 59 te [A] aan appellant conform de bepalingen in de bij memorie van grieven over te leggen concept akte, met bepaling dat - voor zover geïntimeerde daarmee in gebreke blijft - het door het gerechtshof te wijzen arrest dezelfde kracht heeft als de voor die levering op te maken notariële akte;
- met de veroordeling van geïntimeerde in de kosten van de procedure in beide instanties, het salaris van de advocaat daaronder begrepen, te voldoen aan appellant binnen 10 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen arrest en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
- met de veroordeling van geïntimeerde tot betaling aan appellant van de nakosten, te begroten op basis van de regeling ‘Liquidatietarief Rechtbanken en Hoven’, benevens de wettelijke rente hierover."
de beoordeling
3.7
De betekening van de dagvaarding in hoger beroep heeft conform de terzake geldende internationale regels plaatsgevonden. Tegen [geïntimeerde] is terecht verstek verleend.
3.8
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht, reeds ingevolge artikel 6 aanhef en onder f Rv.
3.9
Voor zover van belang stelt het hof vast dat - gelet op de huwelijksdatum van partijen - voor de bepaling van het toepasselijke huwelijksgoederenrecht de zogeheten Chelouche/ Van Leer-ladder moet worden toegepast. Nu zij ten tijde van de huwelijksvoltrekking geen rechtskeuze hebben gedaan, geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden en hun eerste huwelijksdomicilie in Spanje gelegen was, is Spaans huwelijksgoederenrecht van toepassing. Als wettelijk stelsel kent Spanje de "sociedad de gananciales" ofwel de gemeenschap van aanwinsten. De echtelijke woning is - naast dat deze aan partijen gezamenlijk is geleverd zodat reeds daardoor een eenvoudige gemeenschap ontstond - tijdens het huwelijk van partijen verworven en valt dus in deze gemeenschap van aanwinsten.
3.1
[appellant] heeft verdeling van deze gemeenschap gevorderd. Daarop heeft hij recht: niemand hoeft ineen onverdeeldheid te blijven, en [geïntimeerde] werkt niet mee aan verdeling van de ontbonden gemeenschap.
3.11
Kort gezegd wenst [appellant] de gemeenschap aldus te verdelen dat aan hem de woning met toebehoren wordt toegedeeld, met de verplichting om de daarop rustende hypothecaire schuld als eigen schuld te voldoen en [geïntimeerde] zo mogelijk uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schuld te doen ontslaan. Tevens wenst [appellant] de polis van levensverzekering die aan de hypotheek gekoppeld is toegedeeld te krijgen. Er is sprake van een onderwaarde, maar [appellant] zegt toe [geïntimeerde] niet te zullen aanspreken voor haar aandeel daarin.
3.12
Mede nu [geïntimeerde] zich tegen deze wijze van verdelen niet heeft verzet en nu deze het hof overigens niet onredelijk voorkomt zal het hof beslissen in de lijn van de wens van [appellant] , maar met enkele aanpassingen zoals in het dictum van dit arrest weer te geven.
3.13
Aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn ziet het hof geen aanleiding om [geïntimeerde] in de proces- of nakosten te veroordelen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd op de manier zoals in het dictum van dit arrest weer te geven.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 23 maart 2016;
en opnieuw rechtdoende:
gelast de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden gemeenschap van aanwinsten, aldus dat de onroerende zaak aan de [a-straat] 59 te [A] en in de aan de hypotheek verbonden polis levensverzekering bij de ABN-AMRO onder polisnummer [00001] aan [appellant] wordt toegedeeld en geleverd, een en ander onder de verplichting van [appellant] om de hypotheekschuld bij de ABN AMRO geheel als eigen schuld te dragen en ervoor zorg te dragen dat [geïntimeerde] zo mogelijkwordt ontslagen uit haar verplichtingen terzake;
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen drie weken na de betekening van dit arrest mee te werken aan de toedeling en de levering van de woning aan de [a-straat] 59 te [A] aan [appellant] conform de bepalingen in de bij memorie van grieven overgelegde concept-akte, met bepaling dat - voor zover geïntimeerde daarmee in gebreke blijft - dit arrest dezelfde kracht heeft als de voor die toedeling en levering benodigde medewerking van [geïntimeerde] aan het passeren van die akte, waarbij die akte alsdan zal moeten zijn aangepast aan de omstandigheid dat [geïntimeerde] haar medewerking aan het passeren daarvan heeft geweigerd;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. J.D.S.L. Bosch mr. W. Breemhaar en mr. J.H. Kuiper, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2017.