ECLI:NL:GHARL:2017:7343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 augustus 2017
Publicatiedatum
24 augustus 2017
Zaaknummer
WAHV 200.175.414
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. De Witt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid van snelheidsmeting en procesgang in WAHV-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 16 juni 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had bezwaar gemaakt tegen een administratieve sanctie van € 100,- voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De kantonrechter erkende dat de officier van justitie het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, maar vernietigde deze beslissing niet. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat hij tijdig gronden had ingediend, maar de kantonrechter had hieraan geen waarde gehecht.

Het hof oordeelt dat de gemachtigde voldoende bewijs heeft geleverd dat het verzuim tijdig is hersteld. Het faxverzendbewijs toont aan dat de gronden op 18 juli 2014 zijn verzonden naar de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM). Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep gegrond, omdat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De gemachtigde voerde aan dat de snelheidsmeting niet correct was uitgevoerd, maar het hof oordeelt dat de NMi-verklaring aantoont dat het meetmiddel voldeed aan de eisen. De stelling dat de camera niet was geijkt, werd niet aannemelijk geacht.

Het hof concludeert dat de gedraging is verricht en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 735,-. Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.175.414
24 augustus 2017
CJIB 181289430
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 16 juni 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter weliswaar heeft erkend dat de officier van justitie het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar dat hij de beslissing van de officier van justitie niet heeft vernietigd, terwijl hij dit wel had moeten doen. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden bevat en dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn zou zijn hersteld. De gemachtigde had echter wel degelijk gronden ingediend, namelijk per fax op 18 juli 2014. In de procedure bij de kantonrechter heeft de gemachtigde hiervan een faxverzendbewijs overgelegd. Tevens heeft de gemachtigde op de zitting van de kantonrechter laten zien hoe pdffax.nl werkt, heeft hij ingelogd op zijn account en heeft hij de kantonrechter het faxverzendbewijs laten zien.
2. De kantonrechter heeft in dit verband het volgende overwogen:
"Ter zitting heeft gemachtigde gesteld dat hij op 18 juli 2014 via pdffax.nl de aanvulling op het eerste beroepschrift heeft gefaxt. Gemachtigde heeft de kantonrechter op de computer zulks laten zien. De kantonrechter wil veronderstellenderwijs er wel van uitgaan, dat zulks het geval is, hoewel het harde bewijs hiervoor ontbreekt. De kantonrechter zal derhalve de termijnoverschrijding passeren en het beroep inhoudelijk behandelen."
3. In beginsel is het indienen van beroepsgronden door middel van een faxbericht aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van indiening verbonden risico's dienen voor rekening van de verzender te komen. Dit brengt mee dat als door de geadresseerde wordt betwist dat het verzonden stuk is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender hierin is geslaagd, ligt het op de weg van de geadresseerde om de ontvangst van het faxbericht op een niet ongeloofwaardige manier te ontkennen.
4. Uit het in de procedure bij de kantonrechter door de gemachtigde overgelegde faxverzendbewijs blijkt dat op 18 juli 2014 om 12:51 uur een document is verzonden naar het faxnummer 0886990160, met daarin de gronden tegen de inleidende beschikking in de onderhavige zaak. Dit faxnummer betreft een faxnummer dat in gebruik is bij de CVOM.
5. Gelet op bovengenoemd faxverzendbewijs en in aanmerking genomen dat noch de officier van justitie noch de advocaat-generaal heeft betwist dat het faxbericht op 18 juli 2014 bij de CVOM is binnengekomen, is het hof van oordeel dat de gemachtigde aannemelijk heeft gemaakt dat hij het verzuim dat het beroepschrift niet de gronden van het beroep bevat tijdig heeft hersteld. Dit brengt mee dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie dan ook niet in stand mogen laten. Om die reden zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie vernietigen. Gelet daarop behoeven de overige bezwaren van de gemachtigde tegen de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie geen bespreking meer. Vervolgens zal het hof overgaan tot een beoordeling van de bezwaren tegen de inleidende beschikking.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 100,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 12 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 4 mei 2014 om 20:12 uur op de Voorthuizerstraat N303 te Putten met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
8. De gemachtigde voert aan dat de meting niet correct is uitgevoerd. De betrokkene beweert dat hij niet te hard heeft gereden. Hij is goed op de hoogte van de snelheidscontroles langs de N303, daar hij deze weg dagelijks rijdt. Hij heeft de flitser ook gezien en heeft gas teruggenomen. De niet correcte meting is volgens de gemachtigde te wijten aan het feit dat de apparatuur niet voor 100% is geijkt. Op de foto van de gedraging staan de volgende gegevens vermeld: "71156/-----", terwijl in het ijkrapport de volgende gegevens staan vermeld: "meeteenheid: 71156" en "digitale camera: 61212". Uit het feit dat het nummer van de digitale camera niet op de foto staat vermeld, kan volgens de gemachtigde worden afgeleid dat de digitale camera niet is geijkt. Hierdoor kan de sluitertijd wezenlijk anders zijn en is het mogelijk dat een ander voertuig is gecontroleerd. Als bijlage bij het hoger beroepschrift is een kopie van de betreffende NMi-verklaring gevoegd.
9. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
10. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer in
dat met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel is geconstateerd dat met het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum, tijd en plaats met een gecorrigeerde snelheid van 62 km per uur is gereden, terwijl de maximaal toegestane snelheid aldaar 50 km per uur bedraagt.
11. Voorts bevinden zich in het dossier de foto's van de gedraging. Op deze foto's is een personenauto te zien met kenteken [YY-YY-00] . De gegevens die in de databalk onder de foto's zijn vermeld, stemmen overeen met de in het zaakoverzicht van het CJIB vermelde gegevens. Bovenaan de foto's zijn de inspiegelbeelden zichtbaar. Hierin staan voor zover thans van belang de volgende gegevens vermeld: "TS-SR520", "TP6990" en "71156/----".
11. In de door de gemachtigde overgelegde NMi-verklaring d.d. 12 maart 2014 zijn, voor zover relevant, de volgende gegevens vermeld:
"Aangeboden: Een detector snelheidsmeter voor een herhaald onderzoek
fabricaat : Robot Visual Systems
type : TraffiStar SR 520
typegoedkeuringsnummer : TP 6990
meeteenheid (…) nummer : 593-071/71156
digitale camera (…) nummer : 649-000/61212
(…)
Resultaat: Bij het onderzoek voldeed de snelheidsmeter aan de Concept voorschriften meetmiddelen politie.
13. Het hof ziet in hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting. Uit bovengenoemde NMi-verklaring blijkt naar het oordeel van het hof dat het snelheidsmeetmiddel ten tijde van de gedraging voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Dat de bij de meeteenheid behorende camera niet zou zijn geijkt, acht het hof niet aannemelijk geworden. Dat het nummer van de camera niet op de foto van de gedraging wordt vermeld, terwijl dit nummer in de NMi-verklaring wel expliciet staat vermeld, is hiervoor geen aanwijzing. Het is het hof ambtshalve bekend dat de meeteenheid en de camera doorgaans als een set wordt gebruikt en ook als zodanig door het NMi wordt onderzocht. (Vgl. het arrest van het hof van 20 maart 2012, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHLEE:2012:BZ6620 en het arrest van het hof van 3 maart 2017: ECLI:NL:GHARL:2017:1777). Dat dit in het onderhavige zaak ook het geval is, blijkt juist uit de overgelegde NMi-verklaring, waarin het nummer van zowel de meeteenheid als de camera die bij deze meeteenheid hoort wordt genoemd. Niet gesteld of gebleken is dat deze eenheden na de ijking zijn ontkoppeld en verwisseld met andere apparatuur. Bovendien merkt het hof op dat de camera enkel dient voor de registratie van het resultaat van de snelheidsmeting en het vastleggen van het voertuig waarop de meting betrekking heeft. De stelling van de gemachtigde dat door een afwijking in de sluitertijd mogelijk een ander voertuig dan dat van de betrokkene is gemeten, is niet onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk geworden.
14. Voor het overige komt het betoog van de gemachtigde neer op de enkele ontkenning dat de gedraging is verricht. Die enkele ontkenning is onvoldoende om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Nu ook overigens uit het dossier niet is gebleken van feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot twijfel, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
15. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting van de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting dient telkens één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 490,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 735,- (=3 x € 490,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie d.d. 8 oktober 2014 gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 735,-.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.