Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal appel,
verweerder in het voorwaardelijk incidenteel appel,
verzoekster in het voorwaardelijk incidenteel appel,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift in het (voorwaardelijk) incidenteel appel (voor beide zaaknummers);
- een journaalbericht van mr. Karasu van 15 maart 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Özsaran van 24 maart 2017 met productie(s).
- een journaalbericht van mr. Karasu van 4 april 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Özsaran van 21 april 2017 met productie(s).
3.De vaststaande feiten
8 in [A] , waar zij gedurende het huwelijk samen met de ouders van de man hebben gewoond. De vrouw heeft begin 2010 dan wel 2011 de echtelijke woning verlaten en is naar Turkije teruggekeerd. De woning is op 3 maart 2011 geleverd aan de ouders van de man.
echtscheiding uit te spreken;
II. het hoofdverblijf van de beide minderjarige kinderen van partijen bij de man te
bepalen;
kinderen vast te stellen;
kinderen aan de vrouw een bedrag van € 223,50 per kind per maand dient te betalen;
van de beschikking;
vooruitbetaling, een bedrag van € 995,- per maand aan de vrouw dient te voldoen;
vrouw onder punt 18 van het verweerschrift verzocht, subsidiair de man te veroordelen
over te gaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap, met benoeming van een
notaris en onzijdig persoon als naar de wet;
[D] , en [E] , geboren [in] 2003 te [D] , bij de man is;
minderjarigen;
van de minderjarigen;
omgang op de momenten dat de minderjarigen op vakantie in Turkije zijn;
echtscheiding;
verhinderdata, een akte kunnen nemen als in overweging 2.2., 3.5 en 3.6 weergegeven. "
€ 569,-- per maand aan de vrouw dient te voldoen;
de vrouw dient te voldoen;
voldoen;
3 november 2015 bij de rechtbank in Malkara waarin beslissingen zijn opgenomen in het kader van de echtscheidingsprocedure. De vrouw heeft toegelicht dat daartegen geen hoger beroep is ingesteld.
partijen de echtscheiding uitgesproken. Op 19 november 2012 heeft de vrouw in een tegenverzoek onder meer om
vaststelling van een door de man te betalen partneralimentatie verzocht. Blijkens de stukken is later ook in Turkije
verzocht om echtscheiding en om vaststelling van een partneralimentatie. Blijkens een proces-verbaal van de zitting
van 3 november 2015 van de rechtbank in Malkara in Turkije heeft zij onder meer besloten de echtscheiding tussen
partijen uit te spreken en een partneralimentatie vastgesteld met ingang van 20 december 2013 waarbij elke maand 500
TL (het hof begrijpt: Turkse lira) bij de man wordt geïnd en aan de vrouw wordt voldaan. Partijen zijn het er over eens
dat 500 TL thans € 155,64 bedraagt. Ter zitting van het hof is gebleken dat de vrouw ter uitvoering van de bestreden
beschikking (in Nederland) loonbeslag heeft gelegd via de werkgever van de man, alsmede dat de vrouw aan de man
inmiddels een bevel tot betaling van de in de uitspraak van de rechtbank in Malkara vastgestelde alimentatie heeft laten
betekenen op het adres van zijn ouders in Turkije waar hij ook ingeschreven staat. Daaruit spreekt de intentie van de
vrouw om zowel de bestreden beschikking als de Turkse uitspraak met betrekking tot de alimentatie ten uitvoer te
leggen. Ter zitting heeft (de advocaat van) de vrouw deze gevolgtrekking niet kunnen weerleggen, terwijl de vrouw
onweersproken eerder heeft toegezegd de Turkse uitspraak niet te executeren. Tussen partijen is niet in geschil dat het
niet de bedoeling is dat de man zowel de partneralimentatie van € 569,- per maand als die van
€ 155,64 per maand betaalt.
De man heeft gesteld dat er bij tenuitvoerlegging van de Nederlandse beschikking naast de Turkse uitspraak een
financiële noodtoestand bij hem ontstaat. Het hof constateert dat de rechtbank heeft berekend dat de man na betaling
van de kosten van de kinderen een draagkracht voor partneralimentatie heeft van € 569,- per maand, inclusief fiscaal
voordeel. Voor zover de man stelt dat het bedrag van € 569,- per maand te hoog is, de behoefte van de vrouw onjuist is
vastgesteld en zijn draagkracht onjuist is berekend, overweegt het hof dat bij de onder (ii) genoemde belangenafweging
moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende oordelen; een inhoudelijke
beoordeling van de onderhoudsverplichting van de man zal in de bodemprocedure plaatsvinden. Wanneer echter de
vrouw (daarnaast) in Turkije het bedrag van € 155,64 per maand van de man probeert te innen wordt daarmee de door
de rechtbank vastgestelde draagkracht van de man overschreden en is zulks niet in overeenstemming met de bedoeling
van partijen. Het hof ziet onder deze omstandigheden aanleiding het belang van de man bij tenuitvoerlegging van in
totaal maximaal € 569,- per maand totdat op het hoger beroep is beslist, te laten prevaleren boven het belang van de
vrouw bij (volledige voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Het hof zal daarom het
verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking tot de grens
van € 155,64 per maand toewijzen en dat bedrag in mindering brengen op het bedrag dat de man ingevolge de
bestreden beschikking dient te betalen. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een verdere
schorsing rechtvaardigen."
4.De omvang van het geschil
- voor wat betreft het oordeel van de rechtbank dat aan de vrouw ten aanzien van de
woning aan [de a-straat] 8 te [A] geen bedrag toekomt, de beschikking van 16
februari 2016 te vernietigen en met inachtneming van hetgeen in dit verweerschrift is
aangevoerd te bepalen dat de man aan de vrouw zal dienen te voldoen de helft van de
daadwerkelijke opbrengst van de woning;
- voor het overige de beschikking van 16 februari 2016 te bekrachtigen.
5.De motivering van de beslissing
3 mei 2005, LJN AT6861 en Rb. Alkmaar 13 februari 2003 NIPR 2003/80). Het systeem van verwervingsdeelneming in het TBW laat zich als volgt beschrijven.
1. Het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een der echtgenoten bestemd is,
2. Vermogensbestanddelen die bij aanvang van het huwelijksgoederenregime aan een der
echtgenoten toebehoren of later door een van hen uit een erfenis of op een enige
andere wijze om niet zijn verkregen,
3. Vorderingen uit immateriële schade,
4. Vermogenswaarden die persoonlijk vermogen vervangen.
1. Zijn inkomsten uit arbeid,
2. De betalingen door instanties voor sociale zekerheid, instellingen voor hulp aan
personeel en soortgelijke instanties,
3. De vergoedingen wegens verlies van zijn vermogen om arbeid te verrichten,
4. De inkomsten uit zijn persoonlijk vermogen,
5. De vermogenswaarden die verwervingen vervangen.
- de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning, spaarpolis bij
[G] B.V. met nummer [00000] , spaargelden, en diverse schulden en
leningen;
- gouden sieraden van de vrouw;
- ter gelegenheid van het huwelijk verkregen gouden sieraden van de vrouw
- de bruidsschat;
- persoonlijke eigendommen van de vrouw in [A] en Turkije;
7.7. De beslissing
1 november 2017, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;