Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
" [D] , de accountant is bezig en heeft toegezegd dat ze binnenkort klaar zijn".
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefkomt [appellant] op tegen een aantal feitelijke vaststellingen van de kantonrechter. Hiervoor, in onderdeel 3, is weergegeven van welke feiten het hof uitgaat in hoger beroep. De door [appellant] bestreden feitelijke vaststelling van de kantonrechter dat [geïntimeerde] als "medisch specialist" kan worden aangeduid is daarin weggelaten omdat voor het geschil niet van belang is of die aanduiding correct is of niet. De feiten zijn voorts aangevuld met het, in hoger beroep niet betwiste, gegeven dat [appellant] in 2010 via zijn praktijkvennootschap voor rekening en risico van die vennootschap werkzaamheden heeft verricht, voor welke werkzaamheden een zogenaamde FKI-verklaring is afgegeven door de belastingdienst. Voor de beoordeling van het geschil is echter niet van belang, zoals hierna nog zal blijken, of aan [appellant] persoonlijk een zogenaamde VAR-verklaring of aan zijn praktijkvennootschap een FKI-verklaring is afgegeven. De grief heeft aldus wel effect (de feitelijke vaststellingen van de kantonrechter zijn enigszins aangepast), maar slaagt niet (omdat de aanpassing niet berust op geconstateerde onjuistheid van de door de kantonrechter gedane vaststellingen en de aanpassing ook niet leidt tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep).
grieven 2 tot en met 8lenen zich voor gezamenlijke behandeling omdat deze grieven de overwegingen van de kantonrechter bestrijden die zijn oordeel dragen dat niet van een arbeidsovereenkomst sprake is en aldus de kwestie van het al dan niet bestaan van een arbeidsovereenkomst tot centraal thema hebben. De grieven leggen de kwestie van het al dan niet bestaan van de arbeidsovereenkomst in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor.
In ieder geval 3 à 4 dagen er week en in de nabije toekomst wellicht op regelmatige basis 5 dagen per week, als je dat zou willen".Op 8 maart 2011 heeft [appellant] laten weten daarmee in te stemmen. Uit deze feiten volgt dat het de bedoeling van partijen was dat [appellant] niet (langer) puur incidenteel maar structureel werkzaamheden ging verrichten in de praktijk van [geïntimeerde] . Die enkele wens en tot verwezenlijking daarvan strekkende afspraak laten zich echter zowel binnen als buiten een arbeidsovereenkomst denken.
maandelijkskon aangeven hoeveel dagen hij wilde werken en hoeveel niet, maar dat argument, indien juist, neemt niet weg dat hij, zoals hiervoor uiteengezet, voldoende invloed had op het kennelijk voor een langere periode vastgestelde rooster.
Verder willen zowel ik als de RvB deze week nog een reactie op de klacht van mevrouw [G] .Dat een klacht over [appellant] die, ongeacht de juridische basis daarvoor, feitelijk werkzaam was binnen het verband van de praktijk van [geïntimeerde] bij [geïntimeerde] wordt ingediend ligt wel voor de hand en is geen bijzondere aanwijzing voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Hetzelfde geldt voor de wens van [geïntimeerde] dat [appellant] op die klacht reageert. Ongeacht die juridische basis heeft [geïntimeerde] er namelijk belang bij dat klachten over hen die in haar praktijk werkzaam zijn correct worden afgehandeld.
grief 10komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een overeenkomst van opdracht "om als waarnemer in de praktijk van [geïntimeerde] eenvoudige medische ingrepen te verrichten, waar tegenover [appellant] een honorarium zou toucheren".
grief 9komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat door [appellant] niet (tijdig) de nietigheid is ingeroepen van de tussen partijen bestaande overeenkomst.
"Voor juridische redenen vind een advocaat dat om op de nederlandse arbeidsmarkt te kunnen terugvallen, het beter en geloofwaardiger is dat je in NL ingeschreven staat i.p.v. Frankrijk". Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat [appellant] per datum opzegging overeenkomst (8 maart 2012) niet in Nederland stond ingeschreven. Kort daarna is hij naar Frankrijk verhuisd. Inschrijving in Nederland is daarna slechts overwogen "om juridische" redenen. Dat die inschrijving vervolgens is gerealiseerd is niet gesteld door [appellant] . Wel heeft hij gezegd sedert september 2013 een woning in Nederland te hebben (in [A] ), maar dat hij daar woont, is ook niet gesteld. De belangen van de Nederlandse arbeidsmarkt waren derhalve bij de opzegging van de overeenkomst met een niet in Nederland ingeschreven en vervolgens naar Frankrijk vertrokken [appellant] , niet of nauwelijks betrokken. Ook op deze, subsidiaire, grond geldt dus dat het BBA niet van toepassing is op de tussen partijen bestaande overeenkomst van opdracht.
de grieven 11 en 12komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat een opzegtermijn van drie maanden redelijk is. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
13 en 14komt [appellant] op tegen de berekening door de kantonrechter van de schadevergoeding die [appellant] toekomt.
6.De slotsom
€5.160,- (2 punten x tarief VII)
10.274,-