ECLI:NL:GHARL:2017:7785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
200.199.601/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot heropening van het debat in hoger beroep na arrestbepaling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 25 juli 2017 een rolbeschikking gegeven in het hoger beroep van een civiele zaak. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Wiersma, hadden een pleidooi aangevraagd nadat de stukken voor arrest waren overgelegd. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.F. Dullemond, maakte bezwaar tegen dit verzoek. De rolraadsheer overwoog dat volgens het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken het hof geen kennis neemt van verzoeken van partijen nadat arrest is bepaald, tenzij de wederpartij daarmee instemt. In dit geval was er geen instemming van de geïntimeerde.

De rolraadsheer concludeerde dat mr. Wiersma ten onrechte meende dat hij op elk moment om pleidooi kon verzoeken. De zaak was op 7 maart 2017 voor beraad verwezen naar de rolzitting van 21 maart 2017, waar mr. Wiersma niet om pleidooi verzocht, maar om arrest. De rolraadsheer stelde vast dat er geen klemmende redenen waren voor het heropenen van het debat, zoals door mr. Wiersma werd aangevoerd. Het verzoek tot heropening van het debat werd dan ook afgewezen, omdat dit in strijd was met de wet en de eisen van een goede procesorde.

De rolraadsheer merkte op dat er aanzienlijke achterstanden bij het hof bestaan, wat de reguliere uitspraaktermijn beïnvloedt. De beslissing om het verzoek tot heropening van het debat af te wijzen werd op 25 juli 2017 in het openbaar uitgesproken door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.199.601/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/143850 HA ZA 13-255)
rolbeschikking van 25 juli 2017
in de zaak van

1.[appellant1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[appellant1],

2. De Haan Directie en Management B.V.,

gevestigd te [A] ,
hierna:
management,

3. [appellant3] Wijnjewoude Beheer B.V.,

gevestigd te [A] ,
hierna:
beheer,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. A. Wiersma, kantoorhoudend te Stadskanaal,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. H.J.F. Dullemond, kantoorhoudend te Zwolle.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 15 juli 2016 ;
- de memorie van grieven (met producties) d.d. 13 december 2016;
- de memorie van antwoord (met producties) d.d. 7 maart 2017
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met producties),
- een akte van [appellanten] c.s. d.d. 9 mei 2017 en een antwoordakte van [geïntimeerde] van 6 juni 2017;
1.2
Vervolgens hebben partijen op de rolzitting van 20 juni 2017 arrest verzocht en daartoe de dossiers overgelegd. Het arrest is op die rolzitting bepaald op 19 december 2017.
1.3
Bij H-16 formulier (niet geregeld verzoek) d.d. 17 juli 201, bestemd voor de rolzitting van 19 december 2017, heeft mr. Wiersma namens [appellanten] c.s. pleidooi gevraagd.
Bij H-4 formulier (bezwaar tegen verzoek wederpartij) d.d. 18 juli 2017 heeft mr. Dullemond namens [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.

2.De beoordeling

2.1
Mr. Wiersma stelt in zijn brief van 17 juli 2017, gevoegd bij het hiervoor aangeduide H-16 formulier dat partijen het recht hebben hun standpunten bij pleidooi toe te lichten en dat dit recht niet opzij gezet kan worden door enige bepaling in het rolreglement. Volgens mr. Wiersma kan het hof in het najaar van 2017 nog wel een pleidooi plannen, zodat de arrestdatum van 19 december 2017 nog steeds haalbaar is.
2.2
Mr. Dullemond maakt bezwaar tegen het pleidooiverzoek, dat tardief en niet terzake doend is.
2.3
De rolraadsheer overweegt dat in deze zaak de stukken zijn overgelegd voor arrest van het hof. Het toepasselijke Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) bepaalt in artikel 5.5 dat het hof geen kennis neemt van verzoeken van partijen nadat arrest is bepaald, tenzij de wederpartij daarmee instemt. Daarvan is in dit geval geen sprake.
2.4
De rolraadsheer is van oordeel dat mr. Wiersma ten onrechte de mening is toegedaan dat hij op elk moment zolang nog geen arrest is gewezen om pleidooi kan verzoeken. De zaak is op 7 maart 2017 voor beraad partijen verwezen naar de rolzitting van 21 maart 2017. Op die rolzitting heef mr. Wiersma niet om pleidooi verzocht doch heeft hij een akteverzoek gedaan dat is gehonoreerd. Na op 6 juni 2017 de antwoordakte is genomen is de zaak voor fourneren aangehouden tot de zitting van 20 juni 2017. Op die rolzitting had mr. Wiersma alsnog een pleidooiverzoek kunnen doen. Dat heeft hij niet gedaan en hij heeft om arrest verzocht. Vervolgens heeft het hof conform het rolreglement en overeenkomst artikel 229 Rv (van overeenkomstige toepassing op de appelprocedure ingevolge artikel 353 Rv) aangehouden en naar de rol van19 december 2017 verwezen voor arrest. Artikel 229 Rv bepaalt alleen dat de rechter gehouden is op een eensluidend verzoek van partijen het wijzen van de uitspraak uit te stellen. Dat artikel bepaalt niet dat één partij het in zijn macht heeft het debat te heropenen nadat een datum voor de uitspraak is bepaald. Uit HR 14 november 2008 ECLI:NL:HR:2008:BF0462, volgt dat een eenzijdig verzoek tot aanhouding van de uitspraak alleen bij klemmende redenen gehonoreerd kan worden. Als diezelfde maatstaf wordt toegepast op dit eenzijdig verzoek tot heropening van het debat, stelt de rolraadsheer vast dat mr. Wiersma op geen enkele wijze aangeeft wat in dit geval de klemmende redenen zijn en ook geen enkele toelichting geeft op de het gewijzigde inzicht aan de zijde van [appellanten] c.s. waarom zij op 20 juni 2017 arrest hebben verzocht en op 17 juli 2017 alsnog pleidooi wensen. De rolraadsheer acht dan ook geen klemmende reden aangetoond.
2.5
De rolraadsheer verwerpt het verzoek tot heropening van het debat en het alsnog bepalen van een datum voor pleidooi als zijnde in strijd met de wet en de eisen van een goede procesorde.
2.6
Ten overvloede wijst de rolraadsheer mr. Wiersma erop dat bij het hof Arnhem-Leeuwarden aanzienlijke achterstanden bestaan, waarvoor de president van dit hof een en andermaal aandacht heeft verzocht bij de balie. De (hopelijk tijdelijke) verlenging van de reguliere uitspraaktermijn van 10 weken naar 26 weken hangt daarmee ten nauwste samen. Het idee van mr. Wiersma dat er thans nog wel een pleidooi in het najaar van 2017 gepland zou kunnen worden en dat de in dat geval toch de arrestdatum van 19 december 2017 kan worden gehaald, is op dit moment - helaas - ver bezijden de realiteit.

3.De beslissing

De rolraadsheer
wijst af het verzoek tot heropening van het debat het en alsnog bepalen van een datum voor pleidooien.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en is door hem in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 juli 2017.