Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die in 2012 zijn gescheiden. De man heeft in hoger beroep vier grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de alimentatie voor de vrouw was vastgesteld op € 639,- bruto per maand. De man verzoekt het hof om deze bijdrage te verlagen naar nihil of een ander bedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2017 heeft de man zijn grieven met betrekking tot de ingangsdatum en de huurkosten ingetrokken. De vrouw verzet zich tegen de grieven van de man en vraagt het hof om hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel.
Het hof heeft vastgesteld dat de man geen grieven heeft ingediend tegen de tussenbeschikking van 26 januari 2016, waardoor hij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep tegen deze beschikking. De man heeft ook een nieuwe grief ingediend over de behoeftigheid van de vrouw, maar het hof oordeelt dat deze grief in strijd is met de goede procesorde, omdat de vrouw niet in staat was zich hiertegen te verweren. Het hof concludeert dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat is de alimentatie te betalen. Daarom wordt de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd.