ECLI:NL:GHARL:2017:7898

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
200.213.239/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap en curatele in het kader van wilsonbekwaamheid door ziekte van Alzheimer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van betrokkene, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De officier van justitie had verzocht om betrokkene onder curatele te stellen en [de curator] als curator te benoemen. [verzoekster], de echtgenote van betrokkene, heeft verweer gevoerd en verzocht om zelf tot curator benoemd te worden. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene wilsonbekwaam is en dat de maatregel van curatele gerechtvaardigd is, maar heeft ook geconcludeerd dat de eerder afgegeven volmacht van betrokkene aan [verzoekster] toereikend is voor de vermogensrechtelijke belangen. Het hof heeft echter geconstateerd dat er problemen zijn geweest met de behartiging van niet-vermogensrechtelijke belangen, wat aanleiding gaf om ambtshalve een mentorschap in te stellen. [verzoekster] is benoemd tot mentor, omdat zij de persoon is die het meest nabij betrokkene staat. Het hof heeft ook kritiek geuit op de gang van zaken rond de indiening van het verzoekschrift door de officier van justitie, die niet voorafgaand overleg heeft gepleegd met de familie van betrokkene. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en het hof heeft de nieuwe beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.213.239/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5276646 VC VERZ 16-109)
beschikking van 7 september 2017
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. D.N. du Bois te Amsterdam,
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[betrokkene],
wonende te [A] ,
verder te noemen: betrokkene,
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland,
verweerder,
verder te noemen: de officier van justitie,
[de curator] B.V.gevestigd te [B] ,
verder te noemen: [de curator] of de curator van betrokkene,
en verder:
[belanghebbende1],
wonende te [C] ,
[belanghebbende2],
wonende te [A] ,
[belanghebbende3],
wonende te [A] ,
[belanghebbende4],
wonende te [A] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden, van 4 januari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 30 maart 2017;
- een faxbericht van mr. De Boer van 15 juni 2017;
- een journaalbericht van mr. Du Bois van 20 juli 2017 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 augustus 2017 plaatsgevonden. Verschenen zijn [verzoekster] en haar advocaat, de vier voornoemde kinderen van betrokkene en [verzoekster] en namens [de curator] mw. [D] en de heer [E] . Als informant is voorts toegelaten [F] (hierna: [F] ). Door mr. Du Bois zijn pleitaantekeningen overgelegd.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden zoals die uit de stukken en het verhandelde ter zitting zijn gebleken.
3.2
Betrokkene en [verzoekster] zijn sinds 1987 met elkaar gehuwd en hebben samen vier volwassen kinderen. Bij betrokkene is op 25 september 2008 de diagnose alzheimer gesteld. In verband daarmee heeft betrokkene op 14 januari 2009 een volmacht gegeven aan [verzoekster] om, kort gezegd, al zijn tegenwoordige en toekomstige zaken en belangen te beheren en hem daarin te vertegenwoordigen.
3.3
In 2012 verbleef betrokkene enkel dagen per week in een zorginstelling in [G] . In mei 2014 is hij volledig opgenomen in verpleeghuis [H] in [A] . Daar heeft betrokkene [F] leren kennen. [F] verblijft ook thans nog in een zorginstelling op basis van een indicatie vanwege een frontaal syndroom. Betrokkene verblijft sinds
12 februari 2016 in verpleeghuis [I] in [A] .
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 1 augustus 2016, heeft de officier van justitie verzocht betrokkene onder curatele te stellen met benoeming van [de curator] tot curator. Bij het verzoekschrift is een bereidverklaring van [de curator] gevoegd. Het verzoek is door de officier van justitie ingediend nadat [de curator] de officier van justitie op verzoek van [F] had aangeschreven.
3.5
[verzoekster] heeft verweer gevoerd en heeft verzocht dat primair zijzelf tot curator van betrokkene wordt benoemd dan wel subsidiair haar dochters [belanghebbende1] en [belanghebbende3] .
3.6
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en [de curator] tot curator benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] is met zes grieven, voorzien van toelichting, in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof (zoals ter zitting toegelicht) om aldus recht te doen dat [verzoekster] tot curator wordt benoemd van betrokkene, subsidiair dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en het inleidend verzoek alsnog wordt afgewezen, een en ander uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [F] en de officier van justitie in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van - voor zover hier van belang - zijn lichamelijke of geestelijke toestand, en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd. De maatregel kan worden opgeheven indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting ervan niet zinvol is gebleken (1:389 lid 2 BW). De rechter bij wie een verzoek tot ondercuratelestelling of tot opheffing van de curatele aanhangig is, kan op grond van artikel 1:451 lid 3 BW bij afwijzing onderscheidenlijk bij inwilliging daarvan, ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
5.2
Vast staat dat betrokkene als gevolg van de ziekte van Alzheimer wilsonbekwaam is, zodat voldaan is aan de voorwaarde dat betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen en aldus een beschermende maatregel is geïndiceerd. De maatregel van curatele is de meest verstrekkende beschermingsmaatregel voor meerderjarigen en is alleen dan gerechtvaardigd wanneer een minder verstrekkende maatregel niet volstaat. Anders dan de kantonrechter is het hof daar niet van overtuigd geraakt.
5.3
Het hof stelt voorop dat door de vermelding van het woord ‘belangen’ in de algemene volmacht als genoemd in r.o. 3.2 aangenomen moet worden dat betrokkene ook andere dan financiële aangelegenheden met die volmacht heeft willen regelen. Behoudens die term vermeldt de volmacht echter niets over de niet-vermogensrechtelijke aangelegenheden maar bevat deze uitsluitend bepalingen over vermogensrechtelijke aspecten. [verzoekster] heeft toegelicht dat zij en haar echtgenoot in het beginstadium van zijn ziekte, op een moment dat hij nog in staat was zijn wil te bepalen, hebben gesproken over de gevolgen van zijn ziekte en het belang om een en ander goed te regelen met het oog op onder meer de kinderen, de gezamenlijke woning en hun praktijk. [verzoekster] en de kinderen vonden het niet-zakelijke deel zo vanzelfsprekend dat daarover nauwelijks in het gezin werd gesproken in 2008/2009. De volmacht is destijds na gesprekken bij en door een notaris opgesteld.
5.4
Als onweersproken staat vast dat deze volmacht altijd goed heeft gefunctioneerd voor wat betreft de behartiging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van betrokkene. Het hof heeft geen enkele aanwijzing dat zich daarbij onregelmatigheden hebben voorgedaan en heeft evenmin enige aanwijzing dat zich in de jaren daarna bij het gebruik maken van de volmacht onregelmatigheden hebben voorgedaan. Desgevraagd heeft ook de curator bevestigd dat geen onregelmatigheden door de curator zijn aangetroffen in de boekhouding van betrokkene. Voor wat betreft de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene volstaat de volmacht daarom naar 's hofs oordeel, waarbij het hof mede in aanmerking neemt dat betrokkene in een beschermde omgeving verblijft. Een maatregel van curatele of bewind is naar 's hofs oordeel voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden op dit moment niet nodig omdat de volmacht in dit geval passend en toereikend is.
5.5
Op niet-vermogensrechtelijk gebied hebben zich wel problemen voorgedaan bij de behartiging van de belangen van betrokkene, bijvoorbeeld in het kader van een tandartsbehandeling, waarbij op verzoek van [F] kiezen van betrokkene zijn getrokken, en bij de wijziging van de (non)reanimatieverklaring van betrokkene, kennelijk ook op initiatief van [F] . [verzoekster] heeft daarvoor als verklaring gegeven dat [F] zich op de voorgrond heeft geplaatst en zich als beslissingsbevoegde heeft voorgedaan. In elk geval staat daarmee vast dat er voor behandelaars en overige hulpverleners onduidelijkheid bestond wie de belangen van betrokkene mocht behartigen. In aanmerking nemend dat de volmacht vooral ziet op de vermogensrechtelijke belangen van betrokkene en niet voldoende duidelijk en daarmee niet toereikend is op het punt van de niet-vermogensrechtelijke aangelegenheden, zal het hof met toepassing van artikel 1:451 lid 3 BW ambtshalve een mentorschap instellen. Het hof zal daarbij, de volmacht indachtig, [verzoekster] als zijnde de persoon die betrokkene al jaren het meest nabij staat, tot mentor van betrokkene benoemen nu zij zich daartoe bereid heeft verklaard. Het hof merkt in dit verband tot slot op dat het ter zitting een zeer betrokken en oprechte indruk van [verzoekster] en de kinderen heeft gekregen. Zij lijken het beste met hun echtgenoot en vader voor te hebben.
5.6
Het hof acht het ten slotte op zijn plaats om een kritische noot te plaatsen bij de gang van zaken rond de indiening van het verzoekschrift. Verontrustend is dat de beoogd curator en de officier van justitie, terwijl het initiatief tot de ondercuratelestelling uitging van iemand die op grond van geestelijke problematiek in een instelling verbleef en waarbij dus enige terughoudendheid aangewezen was, zich niet tevoren met de echtgenote en overige familie, of met de hulpverlenende instelling hebben verstaan. Dat heeft voor de echtgenote en kinderen van betrokkene tot een uitermate pijnlijke situatie en procedures geleid. Nu er op zichzelf wel reden was voor een beschermingsmaatregel voor betrokkene acht het hof echter onvoldoende termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling van de officier van justitie zoals [verzoekster] heeft verzocht. [F] is niet als belanghebbende aangemerkt en alleen al op die grond bestaat geen aanleiding haar in de proceskosten te veroordelen.
5.7
Hetgeen voor het overige is aangevoerd kan onbesproken blijven.

6.De slotsom

6.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 4 januari 2017 waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
stelt een mentorschap in ten behoeve van [betrokkene] , geboren te [A] [in] 1953 en benoemt tot zijn mentor zijn echtgenote [verzoekster] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de vernietiging van de ondercuratelestelling op de voet van artikel 1:390 BW vanwege de griffier bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.G. Idsardi en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is in het openbaar uitgesproken op 7 september 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.