ECLI:NL:GHARL:2017:7909

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
WAHV 200.203.655
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • Terhell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake zekerheidstelling en niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 16 maart 2016 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene was opgeroepen om te verschijnen voor een zitting om zijn financiële situatie toe te lichten, maar is niet verschenen. De kantonrechter heeft de betrokkene vervolgens de gelegenheid gegeven om het volledige bedrag van de zekerheidstelling te voldoen, maar ook hier heeft de betrokkene geen actie ondernomen. De kantonrechter heeft het draagkrachtverweer van de betrokkene verworpen en het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

In hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten. De betrokkene heeft aangevoerd financieel niet in staat te zijn om zekerheid te stellen, maar het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het door de betrokkene aangevoerde onvoldoende specifiek is en dat er geen verdere onderbouwing van zijn financiële situatie is gegeven. De betrokkene is niet verschenen op de zittingen waar hij de gelegenheid had om zijn situatie toe te lichten.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep van de betrokkene opnieuw niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.203.655
11 september 2017
CJIB 178220941
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 16 maart 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. In hoger beroep is niet bestreden, dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, van de WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en evenmin dat de betrokkene dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn heeft hersteld.
2. De betrokkene voert onder meer aan financieel niet in staat te zijn zekerheid te stellen.
3. Uit de stukken van het geding blijkt het volgende. De betrokkene heeft, nadat hij omtrent de verplichting tot zekerheidstelling was aangeschreven, aangegeven dat hij de verlangde zekerheidstelling niet kan voldoen. De griffier van de rechtbank heeft hierop bij brief van 2 september 2015 de betrokkene opgeroepen om ter openbare zitting van
30 september 2015 te 13.30 uur te verschijnen voor het geven van een nadere toelichting op zijn financiële situatie. De betrokkene is aldaar niet verschenen. De griffier van de rechtbank heeft de betrokkene vervolgens bij brief van 6 oktober 2015 in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na deze datum zekerheid te stellen. Bij brief van 1 februari 2016 is de betrokkene door de griffier van de rechtbank opnieuw in de gelegenheid gesteld om ter zitting van 16 maart 2016 een nadere toelichting te geven op zijn financiële situatie. De betrokkene is ook op deze zitting niet verschenen. De kantonrechter heeft vervolgens bij de op 16 maart 2016 gegeven beslissing geoordeeld dat het door de betrokkene gevoerde draagkrachtverweer ongegrond is en het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
4. De kantonrechter heeft zijn beslissing, om het bedrag van de zekerheidstelling niet te matigen of op nihil te stellen doen steunen op de overweging dat het door de betrokkene met betrekking tot zijn financiële situatie aangevoerde onvoldoende specifiek is. Verder heeft de kantonrechter in zijn overweging betrokken dat de betrokkene geen verdere onderbouwing van zijn financiële situatie heeft gegeven.
5. De stukken van het geding houden niets in, waaruit zou kunnen blijken dat de betrokkene stukken heeft toegezonden, waaruit zijn financiële situatie zou moeten blijken. Tevens is de betrokkene niet verschenen ter openbare zittingen van 30 september 2015 en
16 maart 2016 om aldaar zijn financiële situatie toe te lichten, terwijl hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Aldus heeft de kantonrechter, naar het oordeel van het hof, het draagkrachtverweer van de betrokkene kunnen verwerpen.
6. Nu de betrokkene niet binnen de nader gestelde termijn de verlangde zekerheid heeft gesteld, heeft de kantonrechter het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen en kan dus, net als de kantonrechter, niet toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.