Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 3 mei 2017 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing was verlengd tot 9 november 2017. De moeder verzocht de beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: GI), tot machtiging uithuisplaatsing af te wijzen.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds 9 november 2012 onder toezicht staat van de GI en sinds 25 april 2013 uit huis is geplaatst. De moeder heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Het hof heeft de overwegingen van de kinderrechter overgenomen en voegde hieraan toe dat [de minderjarige] in zijn jonge leven al veel onrust en onveiligheid heeft ervaren, wat heeft geleid tot een gebrek aan veilige hechting met de moeder. De huidige plaatsing bij de pleegouders biedt [de minderjarige] de nodige stabiliteit en veiligheid.
Het hof heeft ook de argumenten van de moeder overwogen, waaronder haar verbeterde leefsituatie en bereidheid tot hulpverlening. Desondanks oordeelde het hof dat terugplaatsing naar de moeder niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn, gezien de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt in het pleeggezin. Het hof heeft het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen voor onderzoek naar de belangen van de minderjarige en de moeder afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met het belang van [de minderjarige].
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarmee de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd.