In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herzieningsbeschikking van de Belastingdienst met betrekking tot een VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) van een kraamverzorgster, hierna belanghebbende genoemd. De herzieningsbeschikking, gedateerd op 19 augustus 2015, betrof de wijziging van een eerder afgegeven VAR-WUO (winst uit onderneming) naar een VAR-loon uit dienstbetrekking voor het jaar 2014. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze herziening, maar de Rechtbank Gelderland had het beroep ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 augustus 2017 heeft de belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot, haar standpunt toegelicht, terwijl de Inspecteur vertegenwoordigd werd door meerdere raadsheren. De belanghebbende betwistte de rechtsgeldigheid van de herzieningsbeschikking en vroeg om schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De Inspecteur concludeerde tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en afwijzing van de verzoeken van de belanghebbende.
Het Hof oordeelde dat de herzieningsbeschikking niet rechtsgeldig was, omdat deze niet kon terugwerken naar het jaar 2014. De Inspecteur had niet de juiste procedure gevolgd om de herzieningsbeschikking te rechtvaardigen. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de herzieningsbeschikking. De verzoeken om schadevergoeding werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belastingschade nog niet definitief kon worden vastgesteld. De belanghebbende kreeg wel een proceskostenvergoeding toegewezen van € 1.316.