Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde] q.q. of de curator,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
,rekening houdend met hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.4 is opgenomen, kort samengevat gevorderd de curator te bevelen:
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefricht zich tegen het oordeel van de rechtbank zoals neergelegd in rechtsoverweging 3.3. van het vonnis, inhoudende:
4 augustus 2014. De beoordeling blijft daarom op dit onderdeel a tot die stukken beperkt.
allefeiten en niet op basis van
onvolledigefeiten kan oordelen. Eigen sterkte-zwakteanalyses en/of strategische afwegingen zijn geen relevante feiten in de zin van artikel 21 Rv. In de urenstaten en genoemde brieven zijn nu juist wel dergelijke analyses en afwegingen neergelegd. Het bezwaar van de curator tegen het overleggen van urenstaten en brieven aan de rechter-commissaris is om deze reden van voldoende gewicht. Zelfs als de belastingdienst het faillissement heeft uitgelokt met het oog op bestuurdersaansprakelijkheid – zoals [appellant] suggereert, maar overigens niet aannemelijk is geworden en alleen Macos betreft omdat de andere vennootschappen op eigen aangifte failliet zijn verklaard – en dat uit de genoemde analyses en afwegingen zou blijken maakt dat die analyses en afwegingen nog niet tot relevante feiten omdat die gestelde uitlokking door de belastingdienst aan de zelfstandige en op eigen verantwoording ingestelde vordering van de curator niet afdoet.
meningvan de belastingdienst omtrent eventuele bestuurdersaansprakelijkheid van [appellant] is bovendien geen relevant feit als bedoeld in art. 21 Rv.
alid 1, tweede zin, F.). Dat brengt echter niet mee dat de gefailleerde elke aanspraak op inzage van de niet openbare stukken in het faillissementsdossier ontbeert. In verband met de aard van de gegevens die zich in het niet openbare deel van het dossier kunnen bevinden en die zowel het vermogen als andere aspecten van de persoon van de gefailleerde kunnen betreffen, moet worden aangenomen dat hij een zodanige inzage moet kunnen verlangen en dat de vraag of aan een zodanig verlangen in het gegeven geval gevolg moet worden gegeven, door de rechter moet worden beoordeeld aan de hand van een afweging van het belang van de gefailleerde bij de inzage tegen de eventuele belangen die zich tegen inzage verzetten (HR 22 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1819). Niet in geschil is dat het in deze zaak gaat om stukken die niet openbaar zijn. Het verzoek tot inzage subsidiair inhoudsopgave van [appellant] zal dus moeten worden beoordeeld aan de hand van de zojuist genoemde afweging van belangen.
6.De slotsom
€ 1.788,-(2 punten x tarief II)