ECLI:NL:GHARL:2017:8524

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2017
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
WAHV 200.180.224
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor niet gebruik van de rijbaan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 11 september 2015 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie gegrond verklaarde. De betrokkene had een boete van € 90,- gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan met zijn motorvoertuig op 23 november 2014. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, maar verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet op het trottoir heeft geparkeerd, maar dat er parkeervakken in de nabijheid waren. Hij stelt dat de situatie ter plaatse onduidelijk was en dat hij over een parkeervergunning beschikt.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging van de betrokkene inderdaad een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) betreft. Het hof heeft beeldmateriaal van Google Street View aan het dossier toegevoegd om de situatie ter plaatse te verduidelijken. Op basis van dit beeldmateriaal concludeert het hof dat de plek waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd, moet worden aangemerkt als een trottoir, ondanks de aanwezigheid van parkeervakken. Het hof oordeelt dat het beschikken over een parkeervergunning niet relevant is voor de beoordeling van de overtreding.

Uiteindelijk bevestigt het hof de beslissing van de kantonrechter en legt de sanctie van € 90,- op, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de sanctie te matigen of achterwege te laten. Het hof benadrukt dat de wetgever niet afhankelijk is van de hinder die door de gedraging is ontstaan en dat de betrokkene niet vrijgesteld kan worden van de overtreding omdat anderen ook fout geparkeerd stonden.

Uitspraak

WAHV 200.180.224
29 september 2017
CJIB 186149956
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 11 september 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De griffier van het hof heeft partijen bij brief van 13 juli 2017 laten weten dat het hof voornemens is om beeldmateriaal van Google Street View toe te voegen aan het dossier.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op dit beeldmateriaal te reageren.
De betrokkene heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt, de advocaat-generaal niet.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op
23 november 2014 om 11:13 uur op de [a-straat] te [B] met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene ontkent dat hij op het trottoir heeft geparkeerd. Hij wijst erop dat op enkele meters afstand op dezelfde strook parkeervakken zijn gesitueerd. De bestrating van die vakken is gelijk aan het deel waar de betrokkene zijn voertuig had neergezet. Van een trottoir is geen sprake. De kantonrechter is hieraan voorbijgegaan. Normaal gesproken zijn de parkeervakken toegankelijk, maar op de dag in kwestie blokkeerde een verzinkbare paal de doorgang. De betrokkene zag hoe een andere bestuurder zijn auto op een soortgelijke plek parkeerde en boodschappen uitlaadde. Buurtbewoners mogen geacht worden bekend te zijn met de regels ter plaatse, dus de betrokkene meende dit voorbeeld te kunnen volgen. De betrokkene wijst er verder op dat hij over een parkeervergunning voor de gehele gemeente Alkmaar beschikt. De overtreding kan dus niet zijn begaan. Tot slot merkt de betrokkene op dat een waarschuwing in dit geval wel had volstaan.
3. De gedraging is een overtreding van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling luidt, onder meer:
“Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders (…) mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, (…).”
4. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer in:
“Met vier wielen op trottoir”.
6. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de plek waar de betrokkene stond geparkeerd, moet worden aangemerkt als een trottoir. Bij de stukken bevindt zich een aantal door de betrokkene ingestuurde foto’s. Naast de rijbaan is een bestrate strook zichtbaar. Op een deel van de strook is een rij met haaks op de weg gelegen parkeervakken te zien. De parkeervakken zijn door middel van een witte markering in de bestrating duidelijk als zodanig te herkennen. De betrokkene stelt dat hij zijn voertuig naast deze rij parkeervakken heeft geparkeerd. Het hof neemt een en ander van de betrokkene aan, nu dit van de zijde van het openbaar ministerie niet is weersproken.
7. Aangezien het hof zich op basis van de stukken in het dossier onvoldoende geïnformeerd achtte om arrest te wijzen, is beeldmateriaal afkomstig van Google Street View toegevoegd aan het dossier. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Uit de reactie van de betrokkene leidt het hof af dat de situatie zoals op dit beeldmateriaal zichtbaar is, overeenkomt met de situatie ten tijde van de gedraging. De betrokkene heeft naar voren gebracht dat zijn voertuig op de plek stond waar op één van deze foto's een andere auto staat geparkeerd. Hij merkt op dat er kennelijk vaker op deze plek wordt geparkeerd, wat zou bevestigen dat situatie onduidelijk is. Ook wijst de betrokkene erop dat zijn voertuig geen hinder heeft veroorzaakt.
8. Op basis van het beeldmateriaal van Google Street View stelt het hof vast dat de betegeling op de strook waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd, afwijkt van de bestrating op de rijbaan. Verder is zichtbaar dat de strook en de rijbaan van elkaar zijn gescheiden door een straatgoot.
Gelet op de afwijkende bestrating ten opzichte van de rijbaan en de aangebrachte straatgoot, doet dit weggedeelte zich naar het oordeel van het hof voor als trottoir en moet het daarom als zodanig worden aangemerkt. Bij dat oordeel betrekt het hof tevens de omstandigheid dat met duidelijk gemarkeerde parkeervakken op de strook is aangeduid waar wél mag worden geparkeerd. Het verweer op dit punt wordt dan ook verworpen.
9. Het hof volgt niet het verweer van de betrokkene dat hij over een parkeervergunning beschikt, zodat hij niet fout kan hebben geparkeerd. Uit artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 volgt een absoluut verbod op het parkeren op trottoirs. Het beschikken over een parkeervergunning is dus niet relevant.
10. Gelet op het voorgaande staat vast dat de gedraging verricht.
11. Het verweer van de betrokkene stelt het hof vervolgens voor de vraag of er niettemin redenen zijn om in dit geval een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen daartoe aanleiding geven.
12. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden. Of er al dan niet hinder is ontstaan als gevolg van de gedraging is niet van belang. De wetgever heeft de mogelijkheid tot oplegging van een sanctie daar niet van afhankelijk gesteld. Dat ter plaatse ook door andere weggebruikers fout werd geparkeerd, maakt evenmin dat het de betrokkene vrijstond deze overtreding te begaan. Tot slot maakt ook de omstandigheid dat andere parkeervakken op de dag in kwestie niet bereikbaar waren niet dat de betrokkene zijn voertuig fout mocht parkeren. Het hof komt tot de slotsom dat de aangevoerde omstandigheden niet zodanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
13. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof bevestigt daarom diens beslissing.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.