ECLI:NL:GHARL:2017:8567

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
WAHV 200.202.473
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van administratieve sanctie wegens verkeersgedrag bij uitrit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, waarbij een administratieve sanctie van € 115,- was opgelegd aan de betrokkene, een B.V., voor het uitrijden van een uitrit zonder het overige verkeer voor te laten gaan. De gedraging vond plaats op 24 april 2015 op de Rijksweg-Noord te Elst. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de bekeuring onterecht was, onder andere vanwege procedurele fouten en machtsmisbruik door de verbalisant. Tijdens de zitting op 19 september 2017 heeft de gemachtigde haar standpunt toegelicht, maar geen schriftelijke toelichting gegeven.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden, maar dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de sanctie te matigen. De gemachtigde heeft verklaard dat het moeilijk was om het overige verkeer te zien bij het uitrijden van de uitrit, gezien de nabijheid van een kruispunt met verkeerslichten. Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel de betrokkene niet volledig vrij van schuld was, de omstandigheden zodanig waren dat de sanctie tot nihil kon worden gematigd. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter en de officier van justitie vernietigd en het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, met als gevolg dat de administratieve sanctie op € 0,- is gesteld en het eerder betaalde bedrag van € 237,- aan de betrokkene wordt gerestitueerd.

Uitspraak

WAHV 200.202.473
3 oktober 2017
CJIB 189285956
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 16 augustus 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 115,-.
Het procesverloop
De gemachtigde heeft namens de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 september 2017. De gemachtigde is verschenen, bijgestaan door [C] . Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “uit uitrit de weg oprijden zonder overige verkeer voor te laten gaan”, welke gedraging zou zijn verricht op 24 april 2015 om 9.12 uur op de Rijksweg-Noord te Elst met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De gemachtigde was ten tijde van de gedraging de bestuurder van het voertuig. Zij stelt dat de manier waarop bekeurd is, niet juist is verlopen. De uitrit waar de gemachtigde uitreed is vlak bij een kruispunt met verkeerslichten waardoor niet al het verkeer te zien is. Het rijgedrag van de verbalisant, die vanuit de richting van de kruising kwam, heeft bijgedragen aan een gevaarlijke situatie. Hij had niet hoeven remmen om een aanrijding te voorkomen als hij zelf met een gematigde snelheid had gereden. Ook is er volgens de gemachtigde sprake van machtsmisbruik van de verbalisant omdat de bekeuring is uitgeschreven op kenteken toen de verbalisant geen oogcontact met haar kon krijgen. Daarnaast klaagt de gemachtigde over verschillende procedurele fouten, zoals het feit dat de verbalisant in eerste instantie een andere feitcode heeft gebruikt. Gelet op deze omstandigheden verzoekt de gemachtigde om de sanctie ongedaan te maken.
3. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Bij het achteruit rijden uit een uitrit cq parkeerplaats behorende bij een woning het overige verkeer op de rijbaan niet voor laten gaan. (…)
Gedraging in privétijd geconstateerd derhalve geen staandehouding.”
5. Verder bevat het dossier een op ambtseed op 29 juni 2015 opgemaakt aanvullend proces-verbaal waarin de verbalisant onder meer het volgende verklaart:
"Op 24 april 2015 bevond ik, verbalisant [E] , mij in privétijd en rijdend in mijn privévoertuig rijdend op de Dauw in Elst Gld. Ter hoogte van de kruising met de Rijksweg Noord had ik roodlicht waar ik voor stopte. Bij groenlicht reed ik op en sloeg links af de Rijksweg Noord op, rijdend in de richting Elst centrum. Nadat ik, verbalisant, links afgeslagen was moest ik remmen om een aanrijding te voorkomen omdat er plotseling een personenauto achteruit de rijbaan op kwam rijden. (…) Ik, verbalisant probeerde oogcontact te maken met de dame achter het stuur om haar aan te spreken op haar actie bij het achteruit rijden maar deze dame meed elk contact. (…) Door mij, verbalisant is vervolgens een kennisgeving van beschikking op kenteken opgemaakt. (…)
Voor mij, verbalisant was op het moment van constateren niet duidelijk of het hier wel of niet daadwerkelijk een uitrit betrof. Derhalve werd door mij R506 gebruikt in plaats van R507."
6. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de gemachtigde de gedraging niet ontkent, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
7. Door de gemachtigde is aangegeven dat zij achteruit de uitrit moet verlaten en voorzichtig de uitrit is uitgereden. Bij het achteruit rijden moet ze een trottoir en fietspad oversteken. Vlakbij de uitrit bevindt zich een kruispunt - gelegen op een afstand van ongeveer 22 meter van het perceel - met verkeerslichten. Vanuit de uitrit is niet waar te nemen of de verkeerslichten op groen gaan. Dat wordt eerst duidelijk als het verkeer gaat rijden. Daardoor kan het voorkomen dat de verkeerslichten op groen gaan tijdens het uitrijden van de uitrit. De verbalisant heeft verklaard dat hij vanaf het kruispunt linksaf de Rijksweg Noord op is gereden toen het verkeerslicht groen licht uitstraalde en toen moest remmen voor de gemachtigde. Omdat de gemachtigde al was begonnen met uitrijden en aangezien het kruispunt zo dicht bij de uitrit is, kon de gemachtigde op dat moment het overige verkeer niet meer voor laten gaan. Het terugrijden de uitrit op levert gevaar op voor mogelijke voetgangers en fietsers. De gemachtigde heeft voorts verklaard dat ze altijd zeer voorzichtig de uitrit verlaat en deze manoeuvre met grote regelmaat uitvoert. Het is onder deze omstandigheden soms niet te voorkomen dat het overige verkeer moet anticiperen op dat achteruitrijden. De omstandigheden ter plaatse zijn door de gemachtigde ter zitting met behulp van een plattegrond en fotomateriaal toegelicht.
8. Uitgangspunt is dat bij het verrichten van een dergelijke manoeuvre vrije doorgang dient te worden verleend aan het overige verkeer. De omstandigheden kunnen daarbij zo zijn dat het gelet op de te verwachten gevaarzetting nodig is hulp van een derde in te roepen om veilig de uitrit te kunnen verlaten. Gelet hierop is het hof van oordeel dat er geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. Gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht is het hof echter van oordeel dat in dit specifieke geval sprake is van zodanige omstandigheden dat er aanleiding is het bedrag van de sanctie te matigen tot nihil.
9. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie vernietigen en voorts het beroep tegen de inleidende beschikking (deels) gegrond verklaren en de sanctie matigen tot nihil. De overige bezwaren van (de gemachtigde) van betrokkene met betrekking tot onzorgvuldigheden in de procedure leiden ook niet tot vernietiging van de beschikking. Het wijzigen van de feitcode is binnen de grenzen van de huidige jurisprudentie toegelaten. In het door de gemachtigde van de betrokkene geschetste gedrag van de verbalisant ziet het hof ook geen aanleiding tot vernietiging van de beschikking.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
bepaalt dat het bedrag van de administratieve sanctie wordt gesteld op € 0,-;
bepaalt dat het gehele bedrag van de zekerheidstelling, te weten een bedrag van
€ 237,-, door de advocaat-generaal aan de betrokkene wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.