Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[verzoekster] ,
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een ernstig ziek kind, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige], die lijdt aan een zeldzame stofwisselingsziekte en volledig afhankelijk is van zorg. De kinderrechter had eerder op 7 september 2017 en 21 september 2017 de uithuisplaatsing van [de minderjarige] goedgekeurd, na zorgmeldingen van professionals die zich zorgen maakten over zijn gezondheid en veiligheid in de thuissituatie.
De ouders hebben in hoger beroep de beschikkingen van de kinderrechter betwist en verzocht deze te vernietigen. Zij stelden dat er geen onmiddellijk en ernstig gevaar voor [de minderjarige] was en dat zij in staat waren om de zorg voor hem te dragen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de zorgen van de professionals gerechtvaardigd waren en dat de situatie van [de minderjarige] op dat moment onhoudbaar was. De ouders hebben niet voldoende kunnen aantonen dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat de uithuisplaatsing onterecht was.
Het hof heeft de eerdere beslissingen van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop stond. De ouders zijn in hun argumenten niet geslaagd om de noodzaak van de uithuisplaatsing te weerleggen, en het hof heeft geconcludeerd dat de maatregel van uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. De beslissing van het hof benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de betrokken instanties hebben gehandeld in het belang van het kind.