ECLI:NL:GHARL:2017:9348

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
200.208.130/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van curatele in plaats van mentorschap en bewind met zorgen over uitvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een verstandelijk beperkte man, hierna betrokkene genoemd. Betrokkene, geboren in 1965, stond onder bewind van [belanghebbende] en had [verzoeker] als mentor. Er waren ernstige zorgen over de uitvoering van het mentorschap door [verzoeker], vooral na meldingen van mishandeling en onderkoelingsverschijnselen bij betrokkene. De officier van justitie heeft op 21 januari 2016 verzocht om betrokkene onder curatele te stellen, wat leidde tot een schorsing van [verzoeker] als mentor en de benoeming van provisionele bewindvoerders. De kantonrechter heeft op 6 oktober 2016 betrokkene onder curatele gesteld en [belanghebbende] benoemd tot curator.

[Verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij hij de grieven in volle omvang aan de orde wilde stellen. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is zijn belangen te behartigen door zijn verstandelijke beperking, met een IQ van 46, wat overeenkomt met een ontwikkelingsleeftijd van een kind van 5 jaar. Het hof oordeelt dat de ondercuratelestelling gerechtvaardigd is, omdat betrokkene kwetsbaar is en niet in staat om de gevolgen van zijn eigen handelen te overzien. De zorgen over de uitvoering van het mentorschap door [verzoeker] zijn ook door verschillende zorgprofessionals bevestigd.

Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beschikking van 22 januari 2016. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de bescherming van de belangen van betrokkene, die sinds zijn verblijf in een woonzorgcentrum een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en niet terug wil naar de situatie bij [verzoeker].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.208.130/01
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland 4766001 VC VERZ 16-7 en 4765315 VC VERZ 16-6)
beschikking van 26 oktober 2017
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.C. Mollema te Grou.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
Officier van Justitie,
arrondissementsparket Noord Nederland, locatie Groningen
,
verder te noemen: Officier van Justitie,
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verder te noemen: [belanghebbende] ,
[betrokkene] ,
wonende te [C] ,
verder te noemen: betrokkene,
[broer betrokkene] ,
wonende te [D] ,
verder te noemen: de broer van betrokkene,
[zus betrokkene] ,
wonende te [E] ,
verder te noemen: de zus van betrokkene.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 15 februari 2016 en 6 oktober 2016, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 5 januari 2017;
- een journaalbericht van mr. Mollema van 21 februari 2017 met productie(s);
- een brief van [belanghebbende] van 4 april 2017;
- een brief van [belanghebbende] van 5 april 2017;
-een brief van [belanghebbende] van 14 september 2017 met productie(s)
.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 september 2017 plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook zijn verschenen [F] en [G] van [belanghebbende] .

3.De feiten

3.1
Betrokkene, geboren [in] 1965, is verstandelijk beperkt. De ouders van betrokkene zijn overleden. Tot eind januari 2016 woonde betrokkene in het gezin van [verzoeker] in een woning die tot de nalatenschap van de vader van betrokkene behoort. Betrokkene stond onder bewind van [belanghebbende] en het mentorschap werd uitgeoefend door [verzoeker] .
3.2
Op 20 januari 2016 heeft een vertrouwensarts verbonden aan [H] (advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) de rechtbank schriftelijk gemeld dat betrokkene is opgenomen in het ziekenhuis met onderkoelingsverschijnselen, dat binnen vier dagen twee keer letsels bij betrokkene zijn geconstateerd alsook dat aangifte is gedaan van mishandeling van betrokkene door zijn mentor [verzoeker] . [H] heeft daarbij verzocht met spoed het mentorschap over betrokkene te wijzigen.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 21 januari 2016, heeft de officier van justitie verzocht betrokkene onder curatele te stellen en een provisioneel bewindvoerder te benoemen.
3.4
Bij beschikking van 22 januari 2016 is [verzoeker] geschorst als mentor van betrokkene. Bij beschikking van eveneens 22 januari 2016 heeft de kantonrechter, alvorens verder te beslissen, [F] en [I] (beiden verbonden aan [belanghebbende] ) benoemd tot provisioneel bewindvoerders over uitsluitend de niet-vermogensrechtelijke belangen van betrokkene. Binnen een termijn van twee weken is de mentor ter zitting gehoord, waarna de kantonrechter bij beschikking van
15 februari 2016 zijn beschikking van 22 januari 2016 waarbij [verzoeker] is geschorst als mentor, heeft gehandhaafd en zijn beslissing voor het overige heeft aangehouden.
3.5
Betrokkene woont sinds eind januari 2016 in een woonzorgcentrum van Stichting [J] .
3.6
De officier van justitie heeft [verzoeker] bij brief van 17 november 2016 bericht dat [verzoeker] ter zake van mishandeling in beginsel niet verder wordt vervolgd vanwege onvoldoende bewijs.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de ondercuratelestelling van betrokkene en de benoeming van [belanghebbende] tot curator. Bij de bestreden beschikking van 6 oktober 2016 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, betrokkene onder curatele gesteld wegens een geestelijke toestand en [belanghebbende] benoemd tot curator.
4.2
[verzoeker] is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 oktober 2016. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen.
4.3
[belanghebbende] heeft verweer gevoerd en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Horen
5.1
Betrokkene is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om betrokkene nogmaals in de gelegenheid te stellen te worden gehoord omdat het hof het aannemelijk acht, dat betrokkene ten gevolge van zijn beperkingen een kwetsbare man is die niet in staat is in voldoende mate zijn belangen te wegen als ook stress zou ondervinden van een hernieuwde oproep.
beschikking van 22 januari 2016
5.2
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 6 oktober 2016. Ter zitting bij het hof heeft [verzoeker] in zijn tweede termijn het hof verzocht tevens te vernietigen de beschikking van 22 januari 2016. Nog los van de omstandigheid dat [verzoeker] niet nader heeft gespecificeerd op welke beschikking van 22 januari 2016 hij doelt, alsook of beroep tegen een dergelijke beschikking kan worden ingediend, kan hij niet ontvangen worden in een dergelijk verzoek. Een hoger beroep dient immers tijdig te worden ingediend door indiening van een beroepschrift ter griffie. [verzoeker] dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit verzoek.
beschikking van 6 oktober 2016
5.3
Het hof zal allereerst het verzoek voor zover dat ziet op de ondercuratelestelling bespreken, omdat dat de meest verstrekkende gevolgen heeft.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.4
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene een totaal IQ heeft van 46, wat overeenkomt met een ontwikkelingsleeftijd op praktisch en verbaal niveau van
5 jaar oud. Zijn sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau is vergelijkbaar met een niveau van een kind van 18 tot 36 maanden oud. Hierdoor is betrokkene kwetsbaar en niet in staat om de gevolgen van zijn eigen handelen te overzien of een inschatting te maken of derden het goed met hem voor hebben. Hieruit blijkt naar het oordeel van het hof voldoende dat betrokkene duurzaam zijn belangen niet behoorlijk kan waarnemen als gevolg van een geestelijke toestand. Het hof is, anders dan [verzoeker] , van oordeel dat een voldoende behartiging van de belangen van betrokkene niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan de curatele kan worden bewerkstelligd. Van verschillende kanten is aangegeven dat de betrokkene zeer beïnvloedbaar is. Betrokkene is mede-eigenaar van de woning in [A] , is betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader en heeft op regelmatige basis contacten buiten de zorginstelling met ook onbekenden (derden). Teneinde misbruik van betrokkene te voorkomen acht het hof het in het belang van betrokkene dat zijn handelingsbekwaamheid wordt ingeperkt. Daarom is een ondercuratelestelling geïndiceerd. Dit leidt tot de conclusie dat de kantonrechter op juiste gronden een curator heeft benoemd. Het verzoek daartoe wordt ook door de orthopedagoog van Stichting [J] ondersteund.
5.5
Voorts merkt het hof op dat er terechte zorgen bestonden omtrent de wijze van uitvoering van het mentorschap door [verzoeker] over betrokkene. Vast is komen te staan dat betrokkene sinds zijn verblijf in het woonzorgcentrum een (heel) positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De zorgbetrokkenen van onder andere de kinderboerderij, die hem ook al kenden van de periode dat hij bij [verzoeker] woonde, geven aan dat betrokkene het naar zijn zin heeft in de zorginstelling en dat hij hier vrolijk en ontspannen is. Ook heeft betrokkene zelf de wens uitgesproken dat [belanghebbende] al zijn zaken blijft behartigen en aangegeven dat hij niet terug wil naar de woning bij [verzoeker] in [A] . In dit kader valt het zeer te betreuren dat ondanks kennelijk de jarenlange grote zorgen bij professionals over het verblijf van betrokkene bij [verzoeker] niet eerder is ingegrepen, dan wel niet eerder een nader onderzoek naar zijn welbevinden daar is ingesteld. Dat [verzoeker] niet verder wordt vervolgd, zoals hij naar voren heeft gebracht, is in deze niet relevant en leidt dan ook niet tot een andere beslissing.
5.6
Naar aanleiding van voorgaande behoeven de overige grieven, waaronder de grieven tegen de beschikking van 22 januari 2016, geen bespreking meer.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking van
6 oktober 2016, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beschikking van 22 januari 2016;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
6 oktober 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en I.F. Clement, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 26 oktober 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.