In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een verstandelijk beperkte man, hierna betrokkene genoemd. Betrokkene, geboren in 1965, stond onder bewind van [belanghebbende] en had [verzoeker] als mentor. Er waren ernstige zorgen over de uitvoering van het mentorschap door [verzoeker], vooral na meldingen van mishandeling en onderkoelingsverschijnselen bij betrokkene. De officier van justitie heeft op 21 januari 2016 verzocht om betrokkene onder curatele te stellen, wat leidde tot een schorsing van [verzoeker] als mentor en de benoeming van provisionele bewindvoerders. De kantonrechter heeft op 6 oktober 2016 betrokkene onder curatele gesteld en [belanghebbende] benoemd tot curator.
[Verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, waarbij hij de grieven in volle omvang aan de orde wilde stellen. Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is zijn belangen te behartigen door zijn verstandelijke beperking, met een IQ van 46, wat overeenkomt met een ontwikkelingsleeftijd van een kind van 5 jaar. Het hof oordeelt dat de ondercuratelestelling gerechtvaardigd is, omdat betrokkene kwetsbaar is en niet in staat om de gevolgen van zijn eigen handelen te overzien. De zorgen over de uitvoering van het mentorschap door [verzoeker] zijn ook door verschillende zorgprofessionals bevestigd.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beschikking van 22 januari 2016. De beslissing van het hof benadrukt het belang van de bescherming van de belangen van betrokkene, die sinds zijn verblijf in een woonzorgcentrum een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en niet terug wil naar de situatie bij [verzoeker].