Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
Autoschat,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
heeft geen grief gericht tegen de afwijzing van zijn vordering tot uitbetaling van niet genoten vakantiedagen, zodat die kwestie in hoger beroep niet (meer) voor ligt.
grieven I tot en met Vrichten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag en de overwegingen die de kantonrechter aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd.
a.) is het ontslag gegeven op grond van een valse of voorgewende reden (grieven I tot en met IV),
b.) zijn de gevolgen van het ontslag voor [appellant] te ernstig in vergelijking met het belang daarbij van Autoschat (grief V)?
Autoschat heeft in haar aanvraag verder verklaard dat [B] de taken van [appellant] zo goed mogelijk zal overnemen, waar nodig ondersteund door (onbetaalde) krachten uit de directe familiekring.
uitlating is geweest dat uzelf de resterende taken van werknemer zult gaan overnemen (eventueel met - onbezoldigde - ondersteuning van familieleden). Een overdracht van taken van werknemer naar de heer [C] of de heer [D] heeft ons dan ook niet concreet kunnen blijken."
betoogt verder (grief III) dat de kantonrechter ten onrechte van oordeel is dat sprake moet zijn van een als meer structureel en substantieel aan te duiden overdracht van zijn werkzaamheden op anderen dan [B] . Ook al zouden de verkoopwerkzaamheden van anderen dan [B] slechts beperkt van aard zijn, dan nog heeft Autoschat een vals beeld geschetst en hadden die werkzaamheden aan [appellant] aangeboden moeten worden, aldus [appellant] .
Wat door [appellant] centraal wordt gesteld is of Autoschat zijn functie van autoverkoper inderdaad heeft laten vervallen -in welk geval in beginsel geen sprake is van een valse of voorgewende reden-, of dat Autoschat die functie na zijn ontslag heeft laten invullen door andere -en naar [appellant] veronderstelt: goedkopere- arbeidskrachten. In dat laatste geval is het UWV niet juist voorgelicht door Autoschat.
De vraag is of dit inderdaad is gebeurd en als dat niet het geval is, of wat er dan wel gebeurd is tot de slotsom leidt dat de functie van [appellant] niet is komen te vervallen. Daarbij rust op [appellant] de stelplicht en de bewijslast dat zijn functie niet is komen te vervallen.
Zijn stellingen zijn er op toegespitst dat daarnaast ook (in substantiële mate) verkoopwerkzaamheden zijn verricht door anderen, niet zijnde (onbetaalde) familieleden van [B] , maar daarvoor aangetrokken (betaalde) arbeidskrachten.
Daarmee komt ook uit de eigen stellingen van [appellant] niet naar voren dat Autoschat na zijn ontslag iemand anders of anderen in zijn plaats heeft aangetrokken om de functie van autoverkoper te vervullen.
dat het aannemelijk is dat het ontslag [appellant] raakt en zijn perspectieven op vervangend werk, mede gelet op zijn leeftijd, mogelijk niet al te florissant zijn. Maar aangenomen mag worden dat dit geldt voor heel veel werknemers die op latere leeftijd werkloos worden. Verder staat daar tegenover dat aan het ontslag een financiële noodzaak aan de zijde van Autoschat ten grondslag lag en daarin lag voor haar een belang bij het ontslag (...) Van een zodanig onevenredigheid in de gevolgen van het ontslag voor partijen dat op grond daarvan een schadevergoeding aan [appellant] zou dienen te worden toegewezen, is niet gebleken."
b) hij ten tijde van zijn ontslag 58 jaar was,
c) zijn arbeidsperspectieven minimaal zijn te noemen,
d) zijn verwachte werkloosheidsduur van 4 jaar de maximale looptijd van de WW-uitkering overstijgt,
In die situatie had Autoschat zijn dienstverband niet kunnen doen eindigen zonder hem een financiële compensatie in de vorm van een ontslagregeling aan te bieden, aldus [appellant] . Daar doet voor hem niet aan af dat Autoschat wel de ontslagtermijn heeft verlengd om hem in aanmerking te kunnen laten komen voor een prepensioenregeling.
grief VIdie zich richt tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg eveneens faalt.
Grief VII, die beoogt de zaak in volle omvang aan het hof voor te leggen, mist zelfstandige betekenis en kan derhalve evenmin tot een ander oordeel leiden.