ECLI:NL:GHARL:2017:9696

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
200.200.545/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van eiswijziging in hoger beroep en de gevolgen voor procesvoering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 7 november 2017 een rolbeschikking gedaan in het hoger beroep van een civiele zaak. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. Blokzijl, heeft verzet aangetekend tegen een eiswijziging door de geïntimeerde, Eric Johannes, die pro se en als vereffenaar van de ontbonden vennootschap Noordelijk IT Team v.o.f. optreedt. De geïntimeerde heeft zijn eis gewijzigd naar een vordering tot betaling van € 8.418,20, wat de appellant betwist op basis van de toelaatbaarheid van de eiswijziging en de goede procesorde.

De rolraadsheer heeft overwogen dat de appellant in hoger beroep de bevoegdheid heeft om zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen, en dat deze bevoegdheid ook geldt voor de geïntimeerde. De beoordeling van de toelaatbaarheid van de eiswijziging moet plaatsvinden in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De rolraadsheer concludeert dat de eiswijziging van de geïntimeerde geen ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat vormt en dat deze niet leidt tot onredelijke vertraging of bemoeilijking van de verdediging van de appellant.

De rolraadsheer heeft de bezwaren van de appellant tegen de eiswijziging verworpen en de zaak geschikt bevonden voor een meervoudige comparitie van partijen. De rolbeschikking is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2017, waarbij de rolraadsheer de zaak heeft verwezen naar de rol voor het vaststellen van een datum voor de comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.200.545/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/155813 / HA ZA 15-92)
rolbeschikking van 7 november 2017 in de zaak van:
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie, tevens incidenteel verweerder,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. M.J. Blokzijl, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Eric Johannes [geïntimeerde] ,pro se en in hoedanigheid van vereffenaar van de ontbonden vennootschap onder firma Noordelijk IT Team v.o.f. (hierna: NITT),
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie, tevens incidenteel eiser,
hierna te noemen:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. S. van Gessel, kantoorhoudend te Veendam.
Het tussenarrest van 28 februari 2017 wordt hier overgenomen.

1.De verdere loop van het geding in hoger beroep

1.1
Het verdere verloop van de procedure is als volgt:
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, tevens houdende wijziging eis (met producties);
- de akte reactie op de wijziging van eis, waarbij [appellant] verzet aantekent tegen de eiswijziging door [geïntimeerde] ;
- de antwoordakte (met producties) van [geïntimeerde] .
1.2
Partijen hebben een rolbeschikking gevraagd op het verzet tegen de eiswijziging en zij hebben hiertoe aanvullend gefourneerd.

2.De beoordeling

2.1
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] in conventie in de hoofdzaak onder meer gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de helft van alle kosten, boetes, rentes en lasten van de ontbonden vennootschap. In zijn memorie van antwoord stelt [geïntimeerde] dat de hoogte van deze kosten inmiddels duidelijk is en hij wijzigt zijn eis daarom in een vordering tot veroordeling van [appellant] tot betaling van € 8.418,20.
2.2
[appellant] verzet zich tegen de eiswijziging, stellende (samengevat) dat de eiswijziging niet toelaatbaar is, omdat [geïntimeerde] niet heeft gegriefd tegen het eindvonnis van de rechtbank van 29 juni 2016. Ook is een eiswijziging in dit stadium van de procedure in strijd met de goede procesorde, aldus [appellant] .
2.3
De rolraadsheer overweegt dat op grond van art. 130 lid 1 Rv juncto art. 353 lid 1 Rv aan de appellant in principaal of incidenteel appel de bevoegdheid toekomt zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen. Anders dan [appellant] ingang wil doen vinden, komt dezelfde bevoegdheid toe aan de geïntimeerde die in eerste aanleg een vordering (hetzij in conventie, hetzij in reconventie) heeft ingesteld. De toelaatbaarheid van een eiswijziging moet, zo nodig ambtshalve, mede worden beoordeeld in het licht van de herstelfunctie van het hoger beroep. De grenzen van het toelaatbare worden echter overschreden indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging.
2.4
De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Dit geldt ook als de vermeerdering van eis slechts betrekking heeft op de grondslag van hetgeen ter toelichting van de vordering door de oorspronkelijke eisende partij is gesteld. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (zie o.a. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959).
2.5
De eiswijziging van [geïntimeerde] voldoet aan de in 2.4 vermelde "in beginsel strakke regel", nu [geïntimeerde] de eiswijziging in zijn memorie van antwoord, tevens houdende wijziging van eis, heeft opgenomen en toegelicht. Het geding in hoger beroep wordt in zoverre dan ook niet vertraagd door de eiswijziging/vermeerdering.
2.6
Het hoger beroep biedt mede de gelegenheid voor het verbeteren en aanvullen van hetgeen partijen zelf bij de procesvoering in eerste aanleg hebben gedaan of nagelaten. Zelfs indien de eiswijziging zou betekenen dat [geïntimeerde] in hoger beroep een standpunt inneemt dat haaks staat op hetgeen hij in eerste aanleg heeft bepleit, is dit toegestaan (HR 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8895). Ook geldt dat een verandering of vermeerdering van eis (zelfs nadat van grieven of van antwoord is gediend) toelaatbaar kan zijn, indien de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen (HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771).
2.7
Tegen deze achtergrond bezien is de vordering van [geïntimeerde] - die neerkomt op een concretisering van de vordering tot veroordeling van [appellant] tot betaling van de helft van alle kosten, boetes, rentes en lasten van de ontbonden vennootschap - geen ontoelaatbare uitbreiding van het partijdebat, maar eerder een beperking daarvan. De concretisering van de vordering voorkomt een eventuele vervolgprocedure, zodat ook de proceseconomie is gebaat bij de eiswijziging. De inhoudelijke verweren van [appellant] tegen de gewijzigde vordering zullen worden beoordeeld door de combinatie van het hof die deze zaak ten gronde zal beoordelen. Voor de rolraadsheer die het bezwaar tegen de eiswijziging beoordeelt, ligt hier geen taak.
2.8
In de bezwaren van [appellant] ziet de rolraadsheer dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat hij door de eiswijziging van [geïntimeerde] onredelijk in haar verdediging wordt bemoeilijkt en/of dat het geding er onredelijk door zal worden vertraagd. Ambtshalve ziet de rolraadsheer evenmin grond voor een dergelijk oordeel.
2.9
De conclusie luidt dat de bezwaren van [appellant] tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] zullen worden verworpen. Het hof zal derhalve recht doen op de eis van [geïntimeerde] zoals geformuleerd aan het slot van de memorie van antwoord tevens wijziging van eis.
2.1
Aangezien [appellant] , meer subsidiair, ook inhoudelijk reeds op de wijziging van eis heeft gereageerd, behoeft de zaak geen aanhouding voor een inhoudelijke reactie zijdens [appellant] . [geïntimeerde] heeft in zijn akte van 26 september 2017 zelfs gerepliceerd, maar daarvoor was deze akte - gelet op het bepaald in art. 2.10 van het rolreglement - niet bedoeld. Voor zover de akte van [geïntimeerde] verder gaat dan een reactie op het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de eiswijziging, zal deze daarom worden geweigerd.
2.11
De rolraadsheer acht de zaak geschikt voor een meervoudige comparitie van partijen. De zaak zal daarom naar de rol worden verwezen ten behoeve van de vaststelling van een datum voor die comparitie.
De beslissing
De rolraadsheer:
verwerpt de bezwaren van [appellant] tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] in hoger beroep;
weigert de akte van [geïntimeerde] van 26 september 2017 vanaf de vijfde alinea van pagina twee, inclusief alle producties;
verwijst de zaak naar de rol van
21 november 2017voor vaststelling nadere roldatum voor opgave verhinderdata ten behoeve van een meervoudige comparitie na memorie van antwoord.
Deze rolbeschikking is gegeven door mr. J.H. Kuiper, rolraadsheer, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 november 2017 in bijzijn van de griffer.