Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in hoger beroep
2.De beoordeling
19 december 2017voor memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 7 november 2017, wordt de toelaatbaarheid van een eiswijziging in hoger beroep besproken. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], die haar aandeel in de eigendom van een paard [C] heeft verkocht aan [geïntimeerde], en [geïntimeerde], die zich verzet tegen de eiswijziging van [appellante]. De eiswijziging houdt in dat [appellante] stelt dat zij het paard in slechte staat heeft terugontvangen en dat zij schadevergoeding eist van [geïntimeerde].
De rolraadsheer overweegt dat de appellant in hoger beroep de bevoegdheid heeft om zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen, mits dit niet leidt tot onredelijke vertraging van het geding of bemoeilijking van de verdediging. De rolraadsheer concludeert dat de eiswijziging van [appellante] niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, aangezien deze tijdig is ingediend en voldoende is toegelicht in de memorie van grieven.
De rolraadsheer wijst erop dat het wettelijk stelsel het mogelijk maakt dat het hof als feitelijke instantie recht doet op de gewijzigde eis, en dat het gemis van een feitelijke instantie op zichzelf niet voldoende is om de eiswijziging te verwerpen. De bezwaren van [geïntimeerde] worden verworpen, en de zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere procedure. De beslissing benadrukt het belang van proceseconomie en de mogelijkheid voor [geïntimeerde] om zich te verweren tegen de gewijzigde vordering.