Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ambtshalve opheffing van het bewind over de goederen en gelden van de rechthebbende, die in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van de kantonrechter. De rechthebbende, geboren in 1965, had eerder een bewindvoerder aangesteld, maar deze heeft verzocht om ontslag vanwege onveilige situaties en bedreigingen door de rechthebbende. De kantonrechter heeft op 7 november 2016 de bewindvoerder ontslagen en het bewind opgeheven. De rechthebbende heeft hiertegen drie grieven ingediend in hoger beroep, waarbij hij verzoekt om de bewindvoering voort te zetten met de huidige bewindvoerder.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 juli 2017 is gebleken dat de communicatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder zeer moeizaam verliep, met meerdere meldingen van bedreigend gedrag van de rechthebbende. Het hof heeft vastgesteld dat de medewerkers van de bewindvoerder zich onveilig voelden en dat er geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk was. Het hof overweegt dat de rechthebbende zich moet houden aan de grenzen van het betamelijke en dat de bewindvoering niet kan worden voortgezet onder de huidige omstandigheden.
Het hof heeft de rechthebbende de gelegenheid geboden om een nieuwe bewindvoerder voor te dragen, maar tot op heden is hier geen opvolging aan gegeven. De beslissing van het hof is om de rechthebbende in de gelegenheid te stellen een schriftelijke bereidverklaring van een nieuwe bewindvoerder over te leggen, met een deadline van 22 december 2017. De zaak zal daarna op de stukken worden afgedaan, tenzij een nadere mondelinge behandeling nodig wordt geacht.