ECLI:NL:GHARL:2017:9955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
WAHV 200.184.658
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding in WAHV-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 7 mei 2014 een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie gegrond verklaarde. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de betrokkene, vastgesteld op € 118,-. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, waarbij hij verzocht om een hogere proceskostenvergoeding.

In hoger beroep is het geschil beperkt tot de hoogte van de proceskostenvergoeding. De gemachtigde stelt dat de kantonrechter ten onrechte een waarde per punt van € 472,- heeft gehanteerd, terwijl deze na 1 januari 2014 gewijzigd is naar € 487,-. De gemachtigde wijst op de wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht, dat per 13 december 2013 in werking trad. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de juiste waarde per punt heeft toegepast, omdat de datum van het instellen van het beroep bepalend is voor de hoogte van de vergoeding.

Daarnaast betwist de gemachtigde de toegepaste wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) en stelt dat de kantonrechter een wegingsfactor van 0,5 (licht) had moeten toepassen. Het hof oordeelt echter dat de kantonrechter in zijn beoordelingsruimte correct heeft gehandeld en bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Het verzoek tot vergoeding van kosten in hoger beroep wordt afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.184.658
15 november 2017
CJIB 169039383
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 7 mei 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen en de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten als bedoeld in artikel 13a van de WAHV, ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 118,-.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Het geschil in hoger beroep beperkt zich tot de beslissing van de kantonrechter met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding.
2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter er ten onrechte vanuit is gegaan dat de waarde per punt € 472,- bedraagt. De beslissing van de kantonrechter is genomen na
1 januari 2014. Aldus diende de kantonrechter rekening te houden met de gewijzigde forfaitaire bedragen zoals deze golden sinds 1 januari 2014. De gemachtigde wijst in dit verband op artikel V, zesde lid, aanhef en onder a, van Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013, nr. 461218, Stcrt. 2013, 35871, inhoudende dat de nieuwe bedragen gelden, indien de bestuursrechter na 31 december 2013 een beslissing op een bezwaar of op een administratief beroep vernietigt en een kostenvergoeding vaststelt die betrekking heeft op de behandeling van dat bezwaar of administratief beroep. De kantonrechter had de gemachtigde dus € 487,- per punt moeten toekennen.
3. De gemachtigde heeft op 30 juli 2013 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft op 7 mei 2014 op het beroep beslist. Op
13 december 2013 is het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) in zoverre gewijzigd dat het tarief per punt van € 472,- is gewijzigd in € 487,-. Voor de vaststelling van de waarde per punt, bedoeld in bijlage B bij het Besluit, is niet leidend op welke datum de beslissing van de kantonrechter is genomen, maar op welke datum het beroep is ingesteld. De uitzondering waar de gemachtigde een beroep op doet, houdt de situatie in waarin de kantonrechter zowel het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie als het administratief beroep gegrond verklaart en voor zowel de procedure bij de officier van justitie als de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekent. In dat geval hoeft de kantonrechter niet verschillende tarieven voor elke instantie te hanteren. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval niet voor. Aldus is de kantonrechter uitgegaan van de juiste waarde per punt.
4. Voorts voert de gemachtigde aan dat de kantonrechter ten onrechte de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) heeft toegepast. Deze wegingsfactor is slechts voorbehouden voor zaken over niet-tijdig beslissen. Dat is hier niet aan de orde. De kantonrechter had dus de gebruikelijke wegingsfactor van 0,5 (licht) moeten toepassen.
5. Het hof ziet geen grond voor het oordeel dat de kantonrechter een hogere wegingsfactor had moeten toepassen. Artikel 13a, eerste lid, van de WAHV brengt mee dat de kantonrechter een zekere beoordelingsruimte heeft bij de beantwoording van de vraag of en in hoeverre een verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding moet worden ingewilligd. Het antwoord op de vraag welke wegingsfactor moet worden toegepast, is afhankelijk van het gewicht van de zaak. Het is bij uitstek de over het beroep oordelende kantonrechter die het gewicht van die zaak kan beoordelen. Deze beoordeling door de kantonrechter kan in hoger beroep slechts marginaal worden getoetst. Niet kan worden geoordeeld dat de kantonrechter in redelijkheid niet de wegingsfactor 0,25 (zeer licht) heeft kunnen toepassen.
6. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten in hoger beroep afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.