In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de curator, mr. Roelof Hendrik Knegtering q.q., die in zijn hoedanigheid van opvolgend curator in het faillissement van B.V. Exploitatiemaatschappij Paal Acht te West-Terschelling hoger beroep heeft ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De curator had meerdere malen uitstel gevraagd voor het indienen van de memorie van grieven, maar heeft uiteindelijk op de rolzitting van 9 mei 2017 geen grieven ingediend. Het hof oordeelde dat het uitstelverzoek van de curator te laat was ingediend en dat er geen klemmende redenen waren om het uitstel te verlenen. Hierdoor verviel het recht van de curator om grieven in te dienen.
Het hof overwoog dat de curator had moeten anticiperen op het mogelijk niet slagen van de schikkingsonderhandelingen en tijdig met de memorie van grieven aan de slag had moeten gaan. Aangezien de curator geen grieven had ontwikkeld tegen het vonnis van de rechtbank, werd het hoger beroep verworpen. De curator werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, waarbij de kosten aan de zijde van de tegenpartij werden vastgesteld op € 313,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van processtukken en de gevolgen van het niet naleven van termijnen in het civiele procesrecht. Het hof handhaafde de beslissing dat het uitstelverzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat het na de roldatum was ingediend, en dat er geen sprake was van klemmende redenen die het uitstel rechtvaardigden.