ECLI:NL:GHARL:2018:10083

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.206.410
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over keuringsplicht voertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 16 november 2016 een administratieve sanctie van € 130,- had opgelegd aan de betrokkene, omdat voor zijn voertuig geen keuringsbewijs was afgegeven. De betrokkene, die het voertuig op 25 mei 2012 had gekocht en in Zwitserland had ingevoerd, stelde dat de kantonrechter ten onrechte de datum van de gedraging op 28 november 2012 had vastgesteld in plaats van 11 februari 2016, de datum waarop de RDW een registercontrole uitvoerde. Het hof constateert dat deze vergissing de betrokkene in zijn verdediging heeft geschaad, waardoor de beslissing van de kantonrechter niet kan standhouden.

Het hof beoordeelt vervolgens de bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie. De betrokkene voerde aan dat zijn voertuig op het moment van de controle nog geen vier jaar oud was en dus niet gekeurd hoefde te worden. Hij stelde dat de RDW hem had geïnformeerd dat de eerste APK-keuring pas in mei 2016 hoefde plaats te vinden. Het hof oordeelt echter dat de betrokkene als kentekenhouder verantwoordelijk is voor de naleving van de keuringsplicht en dat onwetendheid over de geldende voorschriften voor zijn rekening komt. De betrokkene had zich moeten laten informeren door de RDW.

Het hof concludeert dat er geen keuringsbewijs was afgegeven voor het voertuig van de betrokkene ten tijde van de registercontrole. De betrokkene had niet verzocht om erkenning van de in Zwitserland uitgevoerde APK-keuring, waardoor de sanctie terecht was opgelegd. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.206.410
20 november 2018
CJIB 196818880
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 16 november 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder is geen keuringsbewijs afgegeven”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 11 februari 2016 met het voertuig met het kenteken
[YY-000-Y] .
2. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter in zijn beslissing ten onrechte spreekt over 28 november 2012 als datum van de onderhavige gedraging. De betrokkene heeft het desbetreffende voertuig op 25 mei 2012 gekocht en ingevoerd in Zwitserland, alwaar hij tot november 2015 heeft gewoond. Op 12 november 2015 heeft de betrokkene het voertuig in Nederland ingevoerd en is het onder 1. omschreven Nederlandse kenteken afgegeven.
3. De verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht, houdt onder meer in dat op 11 februari 2016 door de RDW een registercontrole is uitgevoerd waarbij is geconstateerd dat voor voornoemd voertuig geen keuringsbewijs was afgegeven. De betrokkene heeft deze datum niet betwist.
4. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de kantonrechter als datum van de gedraging per abuis 28 november 2012 heeft genoemd in plaats van 11 februari 2016. Nu de betrokkene zijn verdediging in hoger beroep (volledig) heeft ingericht op dit foutieve onderdeel van de beslissing van de kantonrechter, kan niet worden gezegd dat de betrokkene door deze vergissing niet in zijn verdedigingsbelang is geschaad. De conclusie moet dan ook zijn dat de beslissing van de kantonrechter geen stand kan houden. Het hof zal voorts doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen en de bezwaren tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
5. De betrokkene stelt zich allereerst op het standpunt dat het voertuig op het moment van de door de RDW uitgevoerde registercontrole nog geen vier jaren oud was en aldus nog niet gekeurd hoefde te worden. De RDW zou de betrokkene er bij het invoeren van het voertuig ook op hebben gewezen dat de eerste APK keuring pas in mei 2016 behoefde plaats te vinden. Dit is door de RDW nadien telefonisch bevestigd. Voorts merkt de betrokkene op dat het voertuig wel degelijk APK gekeurd was in Zwitserland. Er is aldus geen sprake van een niet gekeurd voertuig. De betrokkene heeft informatie op de website van de RDW opgezocht die zijn betoog ondersteunt.
6. De onderhavige gedraging is gebaseerd op artikel 72, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Dit artikel luidt:
"1. Voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken is opgegeven dan wel dient te zijn opgegeven, dient een keuringsbewijs te zijn afgegeven. (…)
3.Voor overtreding van het eerste lid en het bepaalde bij of krachtens het tweede lid zijn aansprakelijk:
a. voor zover het betreft een motorrijtuig, de eigenaar of houder, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder."
7. Artikel 1, derde lid, WVW 1994 houdt in:
“Degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen wordt, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.”
8. Voorts is in deze zaak van belang artikel 8 van het Besluit voertuigen (hierna: Bv), dat luidt, voor zover hier van belang:
"Artikel 72, eerste lid, van de wet geldt niet voor een ander motorrijtuig dan in de artikel 5 tot en met 7 bedoeld ten aanzien van: (…)
a. motorrijtuigen met een verbrandingsmotor die wordt gevoed door al dan niet tot vloeistof verdicht gas of diesel zolang sinds de datum van eerste toelating van het motorrijtuig nog geen
drie jarenzijn verstreken.
b. motorrijtuigen, niet zijnde de motorrijtuigen als bedoeld in onderdeel a, zolang sinds de datum van eerste toelating van het motorrijtuig nog geen vier jaren zijn verstreken."
9. Het zaakoverzicht vermeldt als
voertuigjaar 2012, als
brandstof diesel, als eerste inschrijvingsdatum 12 november 2015, als registratiedatum aansprakelijkheid
12 november 2015 en als vervaldatum keuring 25 mei 2015. Laatstgenoemde datum wordt ondersteund door het door de betrokkene overgelegde 'formulier aanvraag vrijstelling m.b.t. invoer -en/of registratieprocedure motorrijtuig bij verhuizing naar Nederland' waaruit volgt dat de eerste toelatingsdatum van het voertuig 25 mei 2012 is. De juistheid van voormelde gegevens is door de betrokkene niet betwist.
10. Het hof merkt op dat de eerste inschrijvingsdatum de datum betreft waarop het kentekenbewijs voor het eerst in Nederland te naam is gesteld. De registratiedatum aansprakelijkheid geeft aan op welke datum de laatste eigenaar of houder van het voertuig in het kentekenregister is geregistreerd. Hieruit vloeit voort dat de betrokkene vanaf
12 november 2015 aansprakelijk is geworden voor naleving van de keuringsplicht. In aanmerking genomen dat het voertuig na 1 januari 2005 is toegelaten en het een dieselvoertuig is, had het voertuig op grond van het bepaalde in artikel 72, eerste lid, WVW 1994 in combinatie met artikel 8, onder a, Bv op 12 november 2015 gekeurd moeten zijn. Het verweer van de betrokkene dat het voertuig nog geen vier jaren oud was, waarmee de betrokkene kennelijk doelt op het bepaalde in artikel 8, onder b, Bv, slaagt aldus niet.
11. Aansprakelijkheid voor naleving van de keuringsplicht brengt mee dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende voorschriften. Onwetendheid komt dan ook voor rekening van de betrokkene. Indien een en ander voor de betrokkene niet duidelijk was, had het op zijn weg gelegen om zich hierover te laten informeren door de RDW. Nergens blijkt uit dat de RDW de betrokkene heeft toegezegd dat het voertuig pas in mei 2016 APK gekeurd hoefde te worden. Zonder nadere onderbouwing zal het hof deze stelling dan ook verwerpen.
12. Met betrekking tot de in Zwitserland uitgevoerde APK keuring overweegt het hof het volgende. Het onderzoek door de RDW ter verkrijging van een Nederlands kenteken houdt in beginsel geen algemene periodieke keuring in, zoals bedoeld in artikel 72, eerste lid, WVW 1994, tenzij de betrokkene de RDW expliciet de opdracht had gegeven beide onderzoeken tegelijkertijd te verrichten. Dat is in dit geval gesteld noch gebleken. Raadpleging van de website van de RDW leert dat particulieren die een personenauto invoeren uit het buitenland er nadrukkelijk op worden gewezen dat die auto, indien (bijna) apk-plichtig, goedgekeurd moet zijn voor de apk, en ook dat het onderzoek van die auto ter verkrijging van een (Nederlands) kentekenbewijs niet die apk-keuring betreft. Ook volgt uit informatie op de website van de RDW dat bij invoering van een voertuig in Nederland erkenning van een keuringsbewijs uit een ander land kan plaatsvinden, in welk geval een voertuig niet aanstonds opnieuw hoeft te worden gekeurd. Hierom dient expliciet te worden verzocht. In andere gevallen dient voor het motorrijtuig direct een geldig keuringsbewijs te worden afgegeven, net zoals dat voor andere motorrijtuigen waarvoor een Nederlands kenteken is opgegeven - behoudens uitzonderingen - ook geldt. Nergens blijkt uit dat de betrokkene een dergelijk verzoek heeft gedaan, zodat ervan moet worden uitgegaan dat niet is verzocht om de in Zwitserland uitgevoerde APK keuring over te nemen.
13. Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat ten tijde van de registercontrole geen keuringsbewijs was afgegeven aan het voertuig van de betrokkene. Hiermee staat vast dat de gedraging is verricht. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd noch in het dossier aanleiding om te oordelen dat een sanctie achterwege moet blijven. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is dan ook ongegrond.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.