In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 januari 2018. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, nadat hem voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen was opgelegd. Belanghebbende had aanspraak gemaakt op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, maar de inspecteur van de Belastingdienst had deze niet geaccepteerd, omdat volgens hem niet aan het urencriterium was voldaan. Tijdens de zitting op 8 november 2018 was belanghebbende niet aanwezig, ondanks dat hij op de hoogte was gesteld van de zitting. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd om aan te tonen dat hij in 2012 ten minste 1225 uren aan zijn onderneming heeft besteed. Het Hof concludeert dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek en, als gevolg daarvan, ook niet voor de startersaftrek. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De proceskosten worden niet vergoed.