ECLI:NL:GHARL:2018:10448

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
WAHV 200.200.602
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratief beroep WAHV

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 7 juli 2016. De zaak betreft een administratief beroep onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De gemachtigde van de betrokkene had de gronden van het administratief beroep gehandhaafd, maar de kantonrechter heeft deze mededeling niet als beroepsgrond aangemerkt. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de mededeling van de gemachtigde geen redenen bevatte die de indiener van het beroepschrift had om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen. Het hof bevestigt dat de kantonrechter niet verplicht is om ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de officier van justitie te beoordelen, tenzij het gaat om kwesties van openbare orde. De gemachtigde heeft niet voldoende onderbouwd waarom de beslissing van de officier van justitie niet juist was, waardoor de kantonrechter de mededeling niet als beroepsgrond kon beschouwen. Het hof concludeert dat de aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter geen doel treffen en bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.200.602
3 december 2018
CJIB 187609639
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 7 juli 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 28 augustus 2018 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De griffier van het hof heeft het tussenarrest aan de rechtbank gezonden.
De griffier van de rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter aan de griffier van het hof toegestuurd.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld op dat proces-verbaal te reageren en heeft daarvan gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene heeft opgemerkt dat het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter al in het dossier had moeten zitten.
2. Geen rechtsregel schrijft voor wanneer het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter moet worden opgemaakt. Nu door de griffier van de rechtbank alsnog dit proces-verbaal is toegestuurd, faalt de klacht van de gemachtigde hierover.
3. De gemachtigde voert verder aan dat de kantonrechter ten onrechte de in het administratief beroep ingediende gronden waarvan een herbeoordeling werd gevraagd, niet heeft beoordeeld. De kantonrechter heeft miskend dat de betrokkene zijn zaak voor een algehele beoordeling aan de rechter mag voorleggen. De overweging van de kantonrechter dat de enkele verwijzing naar de argumenten van het administratieve beroep onvoldoende is om als beroepsgrond bij de kantonrechter te worden beschouwd, is onjuist. Daarnaast klaagt de gemachtigde dat het motiveringsgebrek in de beslissing van de officier van justitie omtrent het horen door de kantonrechter met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is gepasseerd. De kantonrechter heeft daarbij ten onrechte betrokken hetgeen na de beslissing van de officier van justitie is aangevoerd door de gemachtigde. De gemachtigde verwijst hiertoe naar een ongepubliceerd arrest van dit hof van 3 mei 2016 (WAHV 200.154.828) en naar een arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:114).
4. Het is vaste rechtspraak van dit hof dat een motiveringsgebrek in de beslissing van de officier van justitie ten aanzien van de reden waarom is afgezien van het horen, kan worden gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb (vgl. het arrest van dit hof van 11 november 2016 ECLI:NL:GHARL:2016:9051). De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof terecht geoordeeld dat de betrokkene door dit motiveringsgebrek niet in zijn belangen is geschaad. Door de gemachtigde is immers niet aangevoerd op welke wijze de betrokkene in de onderhavige zaak zou zijn benadeeld. Dit bezwaar van de gemachtigde slaagt niet.
5. De gemachtigde heeft in het beroepschrift bij de kantonrechter opgemerkt dat zij (de gemachtigde en de betrokkene) zich niet kunnen verenigen met de beslissing van de officier van justitie en dat derhalve de gronden zoals aangevoerd in het administratief beroep worden gehandhaafd. De kantonrechter heeft dit niet als een beroepsgrond beschouwd, omdat niet is aangegeven of en in hoeverre aan de beslissing van de officier van justitie gebreken kleven.
6. Met de gronden van het beroep worden de redenen bedoeld die de indiener heeft om een besluit vernietigd, gewijzigd of herroepen te krijgen. De gemachtigde - een professioneel rechtsbijstandverlener - heeft slechts volstaan met de mededeling dat de gronden van het administratief beroep worden gehandhaafd en heeft niet aangegeven waarom de officier van justitie de ingediende bezwaren niet juist heeft beoordeeld. Gelet op het voorgaande kan deze mededeling, nu het geen redenen bevat die de indiener van het beroepschrift heeft om de beslissing van de officier van justitie te vernietigen, niet als beroepsgrond worden beschouwd. Het is niet de taak van de kantonrechter om - anders dan in kwesties van openbare orde - ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de officier van justitie te beoordelen. De kantonrechter heeft dan ook de enkele mededeling dat de gronden van het administratief beroep gehandhaafd worden, terecht niet aangemerkt als een beroepsgrond. Daarbij hoefde de kantonrechter geen gelegenheid te geven aan de gemachtigde om een verzuim te herstellen, zoals de gemachtigde meent, omdat het beroep niet niet-ontvankelijk is verklaard in verband met het ontbreken van gronden. Er zijn immers door de gemachtigde in het beroep bij de kantonrechter ook andere gronden aangevoerd tegen de beslissing van de officier van justitie die de kantonrechter heeft beoordeeld.
7. De aangevoerde bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter treffen geen doel. De beslissing van de kantonrechter zal daarom worden bevestigd. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.