ECLI:NL:GHARL:2018:10458

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
WAHV 200.215.713
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onterecht opgelegde parkeerboete

Op 3 december 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 90,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het parkeren buiten een parkeervak, zoals aangegeven door verkeersbord E4. De betrokkene betwistte dat zijn voertuig op een parkeerterrein stond dat door dit bord werd aangeduid. Het hof heeft vastgesteld dat de borden E4 aan het begin en einde van de Ina Boudier-Bakkerlaan geen zonale werking hebben voor de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de gedraging was verricht, en werd de sanctie ten onrechte opgelegd.

Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking werden eveneens vernietigd. Het hof oordeelde dat het bedrag dat door de betrokkene ter zekerheid was gesteld, moest worden gerestitueerd. Het verzoek om een proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat niet was gebleken dat de betrokkene proceskosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van verkeersborden en de noodzaak om de locatie van de overtreding nauwkeurig vast te stellen.

Uitspraak

WAHV 200.215.713
3 december 2018
CJIB 196741736
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 27 maart 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren buiten parkeervak bij één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 v/d bijlage I van het RVV 1990”, welke gedraging zou zijn verricht op 23 maart 2016 om 09.59 uur op de Ina Boudier-Bakkerlaan te Utrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene betwist dat zijn voertuig op een parkeerterrein stond geparkeerd aangegeven met bord E4. Het parkeerterrein waar de verbalisant naar verwijst is inderdaad voorzien van deze borden, maar het voertuig stond op een forse afstand van dit parkeerterrein vijf zijstraten verder geparkeerd. In alle redelijkheid kan niet gesteld worden dat voornoemde borden E4 gelding hebben voor de locatie waar het voertuig geparkeerd stond. Daarnaast voert de betrokkene aan dat het voertuig wel in een parkeervak stond geparkeerd. Het betrof immers een afgebakend vak voorzien van een varkensrug aan de voorzijde en aan de achterzijde een neerklapbare parkeerbeugel.
3. Onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 24, vierde lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit luidt:
"Indien een parkeergelegenheid, aangeduid met een van de verkeersborden E4 tot en met E10, E12 of E13 van bijlage 1, is voorzien van parkeervakken, mag slechts in die vakken worden geparkeerd."
4. Het dossier bevat onder meer een aanvullend proces-verbaal van 7 juli 2016 waarin de verbalisant voor zover relevant het volgende verklaart:
“Aan de Ina Boudier-Bakkerlaan is een studentencomplex gelegen. Dit complex of althans het terrein is voorzien van meerdere parkeervakken. Aan elke ingang is duidelijk zichtbaar een verkeersbord van het model E4 aangebracht. Onder elk van deze borden is afzonderlijk voorzien van een onderbord met de tekst "parkeren in de vakken". (…)
Op of rond dit tijdstip zag ik dat een motorvoertuig, zijnde een personenauto, merk Skoda, model Fabia, rood van kleur en het kentekennummer [00-YYY-0] dragende, geparkeerd was op een gelegenheid waar het parkeren op dat moment beperkt was en dus verboden volgens de aangegeven tekst op de geplaatste onderborden, aangebracht aan die zijde van de openbare weg dan wel aan elke ingang van het complex voornoemd.”
5. Uit de verklaring van de verbalisant en de door de advocaat-generaal overgelegde foto volgt dat aan het begin en het einde van de Ina Boudier-Bakkerlaan borden E4 met onderborden 'parkeren in de vakken' staan geplaatst. Mede gelet op de door de advocaat-generaal overgelegde foto, wordt vastgesteld dat aan het middels bord E4 aangeduide gebod om in de vakken te parkeren geen zonale werking is toegekend. Dit betekent dat het bord E4, in het licht van artikel 24, vierde lid, van het RVV 1990, slechts gelding heeft voor de parkeergelegenheid waar dit bord geplaatst staat. Gelet op de door de betrokkene overgelegde plattegrond stond het voertuig van de betrokkene een aantal zijstraten verderop geparkeerd. Door de verbalisant zijn geen gegevens verstrekt die meebrengen dat dit niet aannemelijk is. Het hof stelt vast dat de bij het begin en het einde van de Ina Boudier-Bakkerlaan geplaatste borden E4 geen werking hebben voor de locatie waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd. Deze locatie kan immers niet worden gerekend tot het parkeerterrein waarbij de bebording E4 is geplaatst. Nu verder niet is gebleken dat borden E4 stonden geplaatst bij de locatie waar de betrokkene geparkeerd stond, kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht en is derhalve ten onrechte een sanctie opgelegd aan de betrokkene.
6. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing en de inleidende beschikking vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.
7. Nu niet is gebleken dat de betrokkene proceskosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, wordt het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 196741736 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
wijst het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.