Uitspraak
[appellant],
Elkien,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De procedure in eerste aanleg
De bespreking van de grieven
grief I en grief V). [appellant] heeft in dit verband aangegeven bereid te zijn te leven van de zogenoemde beslagvrije voet. Ook is hij bereid - om te voorkomen dat er in de toekomst weer een betalingsachterstand zal zijn - de gemeente opdracht te geven om rechtstreeks de huurpenningen aan Elkien te voldoen. [appellant] is tevens van oordeel dat de kantonrechter bij het ‘wegen’ van de schuld ten onrechte heeft verwezen naar het feit dat een andere huurovereenkomst (namelijk die tussen [appellant] en WoonFriesland) door de rechter is ontbonden vanwege het bestaan van een huurschuld, nu volgens [appellant] de schuld tijdens die procedure al volledig was ingelopen. Daaruit zou juist mogen worden afgeleid dat [appellant] bereid is zijn positie als huurder serieus te nemen en dat hij bereid en in staat is zijn positieve intenties in daden om te zetten. Tenslotte betoogt [appellant] dat Elkien zelf pogingen had moeten ondernemen om de openstaande schuld op Elkien te verhalen, maar dat - volgens de kantonrechter - niet heeft gedaan en ook niet moest doen omdat [appellant] geen vaste woon- of verblijfplaats had.
grief II). Elkien heeft hiertegen gemotiveerd gesteld dat er voldoende alternatieven voor [appellant] voorhanden waren. Niet is gebleken of aannemelijk gemaakt dat andere woningcorporaties - door Elkien zijn negen concrete corporaties genoemd - geen woning aan [appellant] zouden willen verhuren. Ook de feitelijke situatie - [appellant] heeft, zo is ter zitting gebleken, inmiddels andere woonruimte kunnen huren - wijst daarop. Dat [appellant] liever in [A] woont dan in het dorp waar hij nu verkeert, is op zichzelf begrijpelijk, maar is niet doorslaggevend. Het hof kan [appellant] niet volgen in zijn betoog dat het vinden van reguliere woonruimte in zijn leefomgeving een basisrecht zou zijn waarvoor het belang van Elkien zou moeten wijken. Afgezien van het feit dat van een basisrecht als zodanig niet kan worden gesproken, heeft [appellant] alleen aangegeven dat [A] zijn leefomgeving vormt omdat zijn huidige vriendin er zou wonen.
grief III) eveneens afgewezen. De kantonrechter kon deze omstandigheden buiten beschouwing laten, nu [appellant] voor het vinden van woonruimte niet afhankelijk was van Elkien. Nu [appellant] ook feitelijk andere woonruimte is aangeboden en hij die ook feitelijk heeft gevonden, is hij voor de toegang tot medische zorg niet afhankelijk van Elkien. Overigens is niet weersproken dat [appellant] zelfs tijdens de periode dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had (en daardoor niet stond ingeschreven bij een huisarts) wel degelijk noodzakelijke (spoedeisende) medische hulp heeft gekregen in het MCL.
grief VIdie tegen de proceskostenveroordeling is gericht.