Uitspraak
1.[verzoeker1] ,
[verzoekers] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 december 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een groep verzoekers tegen de raadsheren B.J.H. Hofstee, J. Smit en A.R. van der Winkel. De verzoekers voerden aan dat de houding van de raadsheren tijdens een comparitie op 17 september 2018 en de onjuistheden in het proces-verbaal van die zitting hen deden vrezen voor een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer oordeelde echter dat de verzoekers niet ontvankelijk waren in hun wrakingsverzoek, omdat zij niet tijdig alle feiten en omstandigheden hadden voorgedragen. De wrakingskamer benadrukte dat op grond van artikel 37 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alle gronden voor wraking tegelijk moeten worden ingediend. De raadsheren hebben zich niet schuldig gemaakt aan vooringenomenheid, en de vrees van de verzoekers was niet objectief gerechtvaardigd. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde feiten geen grond vormden voor wraking en wees het verzoek af.