ECLI:NL:GHARL:2018:10679

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
WAHV 200.234.764
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • A. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar bij het constateren van verkeersovertredingen door middel van fotografische opnamen

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) om verkeersovertredingen te constateren aan de hand van fotografische opnamen. De betrokkene, een (snor)fietser, kreeg een administratieve sanctie opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan bij het ontbreken van een (brom)fietspad. De gedraging vond plaats op 30 september 2016 in Amsterdam. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de gemachtigde van de betrokkene ging in hoger beroep. De gemachtigde stelde dat de boa alleen bevoegd is om gedragingen te constateren door eigen waarneming en niet door middel van foto- of beeldmateriaal. Het hof oordeelt dat de boa wel degelijk bevoegd was om op deze wijze op te treden, en dat de sanctie in stand kan blijven. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.

Uitspraak

WAHV 200.234.764
7 december 2018
CJIB 202040299
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 13 februari 2018
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard, het beroep tegen de beslissing om de verzochte dwangsom af te wijzen gegrond verklaard en een dwangsom vastgesteld van € 700,-. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 313,13.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Hierbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 23 november 2018. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen en heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verpl.) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken (bijv. rijden op trottoir, voetpad)”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 september 2016 om 07:35 uur op de Museumstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [YYY-00Y] .
2. Het hoger beroep van de betrokkene richt zich tegen de beslissing van de kantonrechter voor zover het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond is verklaard. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat uit de ten tijde van de gedraging geldende Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BBO) volgt dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) gedragingen door eigen waarneming dient te constateren, niet zijnde uitsluitend waarnemingen door foto/beeldmateriaal. Nu de onderhavige gedraging is geconstateerd enkel en alleen door middel van fotografische opnamen, heeft de boa gehandeld in strijd met artikel 6.1 onder B van de BBO. Onder verwijzing naar een uitspraak van het hof van 10 juli 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:5888) meent de gemachtigde dat de sanctie vernietigd dient te worden, nu dat de consequentie is die moet volgen uit overschrijding van de grenzen van de bevoegdheid van een verbalisant. De overweging van de kantonrechter dat de criteria onder B van artikel 6.1 van de BBO slechts aan de orde komen in het kader van toekomstige uitbreidingen van de domeinlijst uit artikel 6.4, en dat dit volgt uit de brief van de minister van veiligheid en justitie (de brief) van 1 april 2014, is volgens de gemachtigde onjuist. De tekst uit de brief is niet letterlijk overgenomen in artikel 6.1 van de BBO. Uit de tekst van artikel 6.1 van de BBO volgt dat slechts de criteria onder A van dat artikel - de criteria met betrekking tot de afbakening van de leefbaarheid - worden meegewogen bij de beoordeling van toekomstige uitbreidingen van de domeinlijst. De criteria onder B van dat artikel, waaronder het criterium dat de gedraging niet uitsluitend mag worden waargenomen door foto/beeldmateriaal, gelden aldus onverkort. De enige uitzondering die de wetgever heeft willen maken op het uitgangspunt dat de boa door middel van eigen waarneming feiten moet constateren, is opgenomen in Bijlage L van de BBO. Bijlage L handelt echter over digitale handhaving van C-borden en uitdrukkelijk niet ook categorie G-borden, zoals waarvan in de onderhavige zaak sprake is.
3. De vertegenwoordiger van de advocaat-generaal wijst erop dat in artikel 6.1 van de BBO wordt verwezen naar de brief van de minister van 1 april 2014. De inhoud van deze brief kan daarom niet los worden gezien van hetgeen in artikel 6.1 van de BBO is opgenomen. De cumulatieve criteria zien enkel op het uitbreiden van bevoegdheid van de boa. Dit houdt niet in dat de boa in de onderhavige zaak niet bevoegd was op te treden zoals hij heeft gedaan. Bijlage L bij de BBO is niet van toepassing want dit heeft betrekking op categorie C-borden.
4. Nu de gedraging niet wordt ontkend, staat vast dat deze is verricht met het voertuig van de betrokkene op de onder 1. omschreven tijd, datum en plaats. Gelet op het verweer van de gemachtigde dient het hof te beoordelen of er desondanks redenen zijn om de sanctie te vernietigen.
5. Uit het zaakoverzicht kan worden afgeleid dat de onderhavige gedraging door de verbalisant is waargenomen aan de hand van fotografische opnamen, vastgelegd door een camera installatie. Om deze reden heeft er geen staandehouding plaatsgevonden.
6. Uit het zaakoverzicht blijkt verder dat de sanctie is opgelegd door een boa domein Openbare Ruimte. Volgens het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar bij de gemeente Amsterdam 2015 (het Besluit boa), domein I, van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 3 december 2015 (nr. BOACAT2015/063) zijn boa's domein I Openbare Ruimte bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein I, Openbare Ruimte, als genoemd in onderdeel 6.4 van de BBO.
7. Artikel 6.4 onder 16 van de BBO houdt in dat de boa Openbare Ruimte bevoegd is tot handhaving ter zake van:
‘Artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, maar alleen voor zover het stilstaand verkeer betreft. De artikelen 4, 5, 6, 10, 60, 82 en 62 juncto bijlage I hoofdstuk C (geslotenverklaring) van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer. Op 12 april 2011 is door het College van procureurs-generaal (brief met kenmerk Pag/B&S/15674) nadere invulling gegeven in het kader van gemeentelijke handhaving van de WVW15. Handhaving op negatie van C borden (RVV 1990) is in relatie tot de openbare orde toegestaan. In bijlage L is het toepasselijke kader voor de gemeente opgenomen indien zij digitaal wil handhaven op categorie C borden.’
8. De gedraging is een overtreding van artikel 5, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De boa die de onderhavige sanctie heeft opgelegd voor deze gedraging, was daartoe dan ook bevoegd op grond van het Besluit boa in samenhang met de BBO.
9. Het verweer van de gemachtigde dat de bevoegdheid van de boa tot het uitschrijven van beschikkingen beperkt is tot die situaties waarin de boa de gedraging uitsluitend door eigen waarneming constateert, berust op een verkeerde interpretatie van hetgeen hieromtrent in artikel 6.1 van de BBO is opgenomen in samenhang met de brief van 1 april 2014. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
10. Artikel 6.1 van de BBO luidt:
"De boa openbare ruimte heeft een breed pakket aan bevoegdheden waardoor het lokale veiligheidsbeleid gericht op de aanpak van overlast en kleine ergernissen en andere feiten die de leefbaarheid aantasten binnen de openbare ruimte kan worden gehandhaafd. Toekomstige uitbreidingen van de domeinlijst (paragraaf 6.4) dient te voldoen aan de cumulatieve criteria van het leefbaarheidscriterium die zijn benoemd in de brief van 1 april 2014 ‘Voortgang samenhang toezicht en handhaving in de openbare ruimte’.
A. Criteria met betrekking tot de afbakening van ‘leefbaarheid’:
– Het feit is aan te merken als overlast, verloedering, kleine ergernis.
– Het gaat in de basis om overtredingen die de leefbaarheid aantasten.
– Het te handhaven feit behelst geen duplicering van handhaving op grond van formele wetgeving. Bijv. het dealen van drugs wordt aangepakt op grond van de Opiumwet door de politie; het neveneffect – de overlast – kan door boa’s via de APV worden gehandhaafd.
B. Criteria met betrekking tot de uitvoerbaarheid door een boa met het specialisme Openbare Ruimte:
– Het feit is te constateren tijdens de surveillance van de boa (de boa dient aanwezig te zijn op straat in de wijk).

Het feit is door eigen waarneming direct te constateren, niet zijnde uitsluitend waarnemingen door foto/ beeldmateriaal.
– Het feit is in beginsel feit gecodeerd af te handelen. Voor zover het gaat om niet-feit gecodeerde zaken gaat het om die zaken die eenvoudig bewijsbaar zijn en die niet zien op geweld, veelplegers, medepleging en/of aanzienlijke schade. −De taak/bevoegdheid vraagt geen extra opleiding en apparatuur.
– In beginsel is er geen sprake van een te verwachten gevaarlijke of gewelddadige setting.
11. Uit de brief van 1 april 2014 volgt onder het kopje
Leefbaarheidscriteriumdat de minister criteria heeft geformuleerd ten behoeve van de afbakening van de bevoegdheden van de boa in Domein I Openbare Ruimte en, in het verlengde hiervan, om de taakverdeling tussen politie enerzijds en boa's anderzijds helder te houden. Kort gezegd, uit deze criteria kan worden afgeleid voor welke overtredingen de boa mag handhaven en waar zijn werk ophoudt en de politie het overneemt. De kern van het werk van de gemeentelijke boa in Domein I is dat hij in de openbare ruimte aanwezig is, toezicht houdt en handhavend optreedt waar nodig in geval van kleine ergernissen, overtredingen en overlastsituaties die de leefbaarheid in wijken en buurten aantasten.
12. De minister vervolgt zijn brief met:
"Op basis van deze uitgangspunten heb ik criteria geformuleerd die ik in het vervolg zal hanteren bij het beoordelen van verzoeken tot uitbreiding van de bevoegdheden in Domein I. Deze cumulatieve criteria beogen het specialisme van de boa in Domein I te waarborgen."
Vervolgens worden zowel de criteria onder A als onder B genoemd, zoals die zijn opgenomen in artikel 6.1 van de BBO.
13. In tegenstelling tot hetgeen de gemachtigde meent, volgt uit voormelde brief niet dat de minister een onderscheid heeft willen maken tussen de criteria onder A en de criteria onder B. Uit deze brief volgt dat zowel de criteria onder A als de criteria onder B zullen worden gehanteerd ten behoeve van de beoordeling van verzoeken tot uitbreiding van de bevoegdheden van de boa in Domein I. In artikel 6.1 van de BBO wordt verwezen naar de cumulatieve criteria uit deze brief. Vervolgens zijn in artikel 6.1 van de BBO dezelfde criteria opgenomen.
14. De gemachtigde meent dat artikel 6.1 van de BBO slechts handelt over de criteria met betrekking tot de leefbaarheid en niet over de uitvoerbaarheid. Deze conclusie geeft echter blijk van een onjuiste lezing van hetgeen in artikel 6.1 van de BBO is vermeld. Artikel 6.1 spreekt erover dat toekomstige uitbreidingen van de domeinlijst dienen te voldoen aan de cumulatieve criteria van het
leefbaarheidscriteriumdie zijn benoemd in de brief van 1 april 2014. Er wordt dus niet gesproken over de criteria met betrekking tot de afbakening van de
leefbaarheid. Zoals hiervoor is vastgesteld, worden in de brief onder het kopje
Leefbaarheidscriteriumzowel de criteria onder A als onder B genoemd. Beide groepen criteria zoals vermeld in artikel 6.1 van de BBO zijn aldus opgesteld in het kader van beoordelingen van de uitbreiding van de domeinlijst en niet alleen de criteria met betrekking tot de afbakening van de leefbaarheid.
15. De vaststelling dat het desbetreffende criterium, inhoudende dat het feit niet uitsluitend mag worden waargenomen door foto/beeldmateriaal, is opgesteld ten behoeve van het beoordelen van toekomstige uitbreidingen van de domeinlijst, leidt tegelijkertijd tot de vaststelling dat dit criterium niet gold voor de boa bij het constateren van de onderhavige gedraging. Nu dit criterium niet gold, is de conclusie dan ook dat daarmee niet in strijd gehandeld kan zijn. Van een overschrijding van de grenzen van de bevoegdheid van de boa is gelet op het voorgaande geen sprake.
16. Ten overvloede merkt het hof nog op dat uit het feit dat de wetgever in Bijlage L bij de BBO een aantal uitgangspunten heeft geformuleerd voor het digitaal handhaven op categorie C-borden niet de conclusie mag worden getrokken dat, bij het ontbreken van een dergelijke regeling voor de handhaving van categorie G-borden, er in het laatste geval niet digitaal gehandhaafd mag worden.
17. Nu de onderhavige gedraging is verricht en vaststaat dat de verbalisant bevoegd was deze gedraging te constateren op de door hem gebezigde wijze en hiervoor een sanctie op te leggen, komt het hof tot het oordeel dat de sanctie in stand kan blijven. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd.
18. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.