Beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard op grond van de overweging dat, ook nadat de gelegenheid is geboden dit verzuim te herstellen, een ondertekende machtiging ontbreekt.
2. [A] voert in hoger beroep - zakelijk weergegeven - aan dat hij door de kantonrechter nimmer in de gelegenheid is gesteld om voornoemd verzuim te herstellen.
3. Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende. Bij fax van 19 oktober 2015 heeft [A] beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. Dit beroep is door de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen machtiging was overgelegd en dit verzuim niet binnen de daarvoor gegeven termijn is hersteld.
4. Het hof stelt vast dat [A] - gezien de beslissing van de officier van justitie - degene is geweest die administratief beroep heeft ingesteld. Gelet op artikel 9, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) - waarin is bepaald dat degene die administratief beroep heeft ingesteld, beroep kan instellen tegen de beslissing van de officier van justitie - kon de kantonrechter geen schriftelijke machtiging van [A] verlangen. De kantonrechter heeft het beroep van [A] daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
5. De beslissing van de kantonrechter kan, gelet op het voorgaande, niet in stand blijven en het hof zal die beslissing dan ook vernietigen. Het hof zal doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het, ondanks het bieden van een herstelmogelijkheid, ontbreken van een machtiging. [A] voert tegen deze beslissing - onder meer - aan nimmer een verzuimbrief van de officier van justitie te hebben ontvangen.
7. Indien geen machtiging is verstrekt, kan een beroep op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
8. Het hof stelt vast dat [A] bij het administratief beroep, dat hij beweerdelijk namens de betrokkene heeft ingesteld, geen machtiging heeft bijgevoegd. Verder stelt het hof vast dat de officier van justitie bij brief van 10 november 2015 [A] in de gelegenheid heeft gesteld het verzuim een deugdelijke machtiging te verstrekken, te herstellen. Nu een deugdelijke verzendadministratie echter ontbreekt, kan niet worden vastgesteld of deze brief daadwerkelijk is verzonden. Het moet er daarom voor worden gehouden dat [A] niet in de gelegenheid is gesteld om alsnog een machtiging over te leggen.
9. Gelet op het voorgaande heeft de officier van justitie het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal het beroep dan ook gegrond verklaren en deze beslissing vernietigen.
10. Het hof stelt vast dat [A] in hoger beroep een machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij de betrokkene mag vertegenwoordigen. Dit brengt mee dat [A] als gemachtigde kan worden aangemerkt.
11. Thans staat voor het beroep tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 230,- is opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 3 september 2015 om 18:06 uur op de Gorslaan bij perceel 109, nabij Waterlandziekenhuis - Weteringstraat, te Purmerend met het voertuig met het kenteken
[00-YY-YY] .
12. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat op basis van de zich in het dossier bevindende foto's niet de conclusie kan worden getrokken dat betrokkene de verkeerslichten is gepasseerd toen deze rood licht uitstraalden. Bij het afslaan naar links was het verkeerslicht groen. Opeens stokte de doorstroming van het verkeer voor het voertuig van de betrokkene een aantal seconden. De betrokkene is vervolgens alsnog vóór het verkeerslicht gestopt toen hij zag dat het inmiddels op rood was gesprongen. Dat het voertuig zich nog voor het rood licht uitstralende verkeerslicht bevindt, is duidelijk zichtbaar op de tweede foto. Anders dan in het zaakoverzicht staat, is op de foto's niet zichtbaar dat het verkeerslicht is gepasseerd. De visie van de advocaat-generaal, inhoudende dat met het voertuig van de betrokkene met een snelheid van 27 km/h is doorgereden en dat er daarom door rood is gereden, is onjuist, nu dit de snelheid betreft die is gemeten door middel van een mini-trajectcontrole door de lussen in de weg op het moment dat de eerste foto wordt gemaakt. De snelheid wordt tijdens het maken van de tweede foto niet nogmaals opgemeten en dat houdt in dat de snelheid van de auto op de tweede foto wel degelijk 0 km/h kan zijn.
13. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
14. Blijkens het zaakoverzicht is de gedraging op geautomatiseerde wijze vastgesteld. Het zaakoverzicht bevat, onder meer, de volgende gegevens:
De overtreding is geautomatiseerd met roodlichtapparatuur met twee foto's digitaal/fotografisch vastgelegd.
Foto 1: Het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerslicht. Op het moment van constatering brandde het licht reeds 0,4 seconden.
Foto 2: Circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
De geeltijd van deze constatering is zichtbaar op de flitsfoto.
(…)”
15. In het dossier bevinden zich twee foto's van de gedraging. Uit de gegevens in de databalk onder de foto's blijkt dat deze foto's zijn gemaakt op de onder 12. genoemde datum, tijd en plaats. Op beide foto’s staat het verkeerslicht voor links afslaand verkeer op rood. Op de eerste foto is te zien dat een voertuig met kenteken [00-YY-YY] met de voorwielen net over de stopstreep staat. Op dat moment straalde het verkeerslicht 0,4 seconden rood licht uit. Op de tweede foto, die is genomen toen het verkeerslicht 1,6 seconden rood licht uitstraalde, is te zien dat het voertuig verder is gereden.
16. Op basis van de gegevens in het zaakoverzicht, in combinatie met de foto's, kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Blijkens de foto's is het voor de betrokkene geldende verkeerslicht geplaatst halverwege het zebrapad. Op de eerste foto is het voertuig van de betrokkene de stopstreep met de voorwielen gepasseerd. Op de tweede foto is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden en zich in het geheel voorbij voornoemd zebrapad bevindt. De conclusie is dan ook dat het voertuig van de betrokkene, in tegenstelling tot hetgeen de gemachtigde beweert, het verkeerslicht is gepasseerd op het moment dat dit rood licht uitstraalde. Dat het voertuig nog voor dit verkeerslicht tot stilstand is gekomen, blijkt nergens uit en wordt door de gemachtigde ook niet aannemelijk gemaakt. Daaraan kan niet afdoen dat de betrokkene mogelijk nog tot stilstand is gekomen voor het kort na het eerste verkeerslicht hoog boven de weg geplaatste tweede verkeerslicht.
17. Nu reeds op basis van het zaakoverzicht en de foto's vaststaat dat het voertuig het rode verkeerslicht is gepasseerd, kan in het midden blijven met welke snelheid het voertuig van de betrokkene heeft gereden. De bezwaren die de gemachtigde met betrekking tot deze snelheid heeft opgeworpen, kunnen dan ook onbesproken blijven.
18. Niet is gebleken dat de betrokkene zijn voertuig niet meer tijdig en op verantwoorde wijze tot stilstand heeft kunnen brengen. Uit de gegevens op de foto's kan worden afgeleid dat het verkeerslicht drie seconden geel licht heeft uitgestraald, voordat het op rood is gesprongen. Geel licht houdt in beginsel in dat moet worden gestopt. De gemachtigde spreekt weliswaar over een opstopping voor het voertuig van de betrokkene, maar onderbouwt dit verder niet. Ook op de foto's blijkt niet van een dusdanige belemmering dat het de betrokkene niet kan worden verweten niet meer tijdig tot stilstand te zijn gekomen voor het rood uitstralende verkeerslicht.
19. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de sanctie terecht aan de betrokkene is opgelegd. Het beroep tegen de inleidende beschikking wordt dan ook ongegrond verklaard.
20. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van het hoger beroepschrift en het indienen van een nadere toelichting dient in totaal tweeënhalf procespunt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 626,25.