ECLI:NL:GHARL:2018:10949

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
WAHV 200.211.145
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over parkeerboete en de uitleg van laden en lossen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 13 februari 2017 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie van € 90,- wegens parkeren in strijd met een parkeerverbod ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en betoogt dat de kantonrechter niet adequaat is ingegaan op de door hem aangevoerde argumenten, waaronder de stelling dat er sprake was van laden en lossen. De gemachtigde stelt dat de tijd die de betrokkene heeft gebruikt om zijn dochter met een koffer naar de vertrekhal te begeleiden, niet moet worden gerekend tot de tijd voor het in- of uitstappen van passagiers of het laden en lossen van goederen.

Het hof oordeelt dat de kantonrechter niet verplicht is om op alle verweren van de gemachtigde te reageren, maar dat de beslissing wel voldoende gemotiveerd moet zijn. Het hof constateert dat de kantonrechter de klacht van de gemachtigde over de motivering van de beslissing van de officier van justitie niet heeft behandeld, wat leidt tot de conclusie dat de beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd. Desondanks oordeelt het hof dat de beslissing van de officier van justitie in dit geval wel degelijk voldoende gemotiveerd is, omdat de kern van het bezwaar van de gemachtigde is behandeld.

Het hof concludeert dat de gedraging van de betrokkene als parkeren moet worden gekwalificeerd en niet als laden of lossen. De tijd die de betrokkene heeft gebruikt om zijn dochter naar de vertrekhal te begeleiden, valt niet onder de uitzonderingen voor in- of uitstappen of laden en lossen. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, maar met verbetering van gronden.

Uitspraak

WAHV 200.211.145
17 december 2018
CJIB 198563138
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 13 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 mei 2016 om 8:42 uur op de Vertrekpassage te Schiphol met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter voorbij is gegaan aan de argumenten die de gemachtigde tegen de beslissing van de officier van justitie heeft aangevoerd. Ook de officier van justitie heeft de bezwaren van de gemachtigde genegeerd. De gemachtigde is van mening recht te hebben op een inhoudelijke beoordeling en dat de aangedragen argumenten stuk voor stuk worden beoordeeld. Zowel de kantonrechter als de officier van justitie zijn niet ingegaan op de bezwaren van de gemachtigde aangaande valsheid in geschrifte. De gemachtigde voert verder aan dat de verklaring van de verbalisant onvoldoende is om vast te stellen dat de gedraging is verricht en dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de gemachtigde onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd. De gemachtigde is van mening dat sprake is van laden en lossen. De gemachtigde betoogt dat het zo kan zijn dat er geen activiteit is waar te nemen terwijl er wel wordt gelost. De kantonrechter kan niet beoordelen of er activiteiten zijn geweest. De verbalisant heeft het voertuig niet gedurende 10 minuten gezien. Achteraf kan niet geoordeeld worden dat de pardontijd geen vereiste is. Tot slot voert de gemachtigde aan dat er sprake is van willekeur door niet 24 uur per dag, 7 dagen in de week te handhaven.
3. Ten aanzien van de motivering van de beslissing van de kantonrechter stelt het hof voorop dat de kantonrechter niet is gehouden om op alle door de gemachtigde aangedragen verweren te responderen. Uit de motivering van de kantonrechter blijkt voldoende dat de door de gemachtigde aangedragen gronden tegen het ongegrond verklaren van het beroep door de officier van justitie in de beslissing zijn betrokken. Het hof stelt echter vast de kantonrechter niet is ingegaan op hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd over de motivering van de beslissing van de officier van justitie. Hoewel de kantonrechter niet gehouden is om op ieder argument expliciet in te gaan, mag wel worden verwacht dat uit de beslissing blijkt dat de aangevoerde gronden in de afweging zijn betrokken. Nu de kantonrechter de gemotiveerde klacht van de gemachtigde op dit punt onbesproken heeft gelaten, is diens beslissing niet deugdelijk gemotiveerd.
4. In artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de beslissing van de officier van justitie op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Dat brengt echter niet mee dat in het geval de officier van justitie niet uitgebreid en expliciet op de argumenten van betrokkene en/of de door de gemachtigde overgelegde stukken is ingegaan, er sprake is van schending van het motiveringsbeginsel. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie in dit geval deugdelijk is gemotiveerd, nu daarin de kern van het bezwaar van de gemachtigde aan de orde komt en inzichtelijk is gemaakt waarom dit geen doel treft.
5. De sanctie die aan de betrokkene is opgelegd, is gebaseerd op artikel 24, lid 1, aanhef en onder f van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Deze bepaling luidt:
“De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
f. op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen”.
6. Artikel 1 van het RVV 1990 verstaat onder parkeren:
7. “Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.”
8. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (HR 12 mei 1999, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:1999:AA2760). Het dient dan te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht (HR 10 juni 1975, LJN:AJ4297).
9. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Niet vereist is dat de verklaring van de verbalisant wordt ondersteund door getuigenverklaringen of beeldmateriaal. Het is echter ook niet zo dat de verbalisant altijd op zijn of haar woord wordt geloofd. Of de verklaring van de verbalisant voor juist wordt gehouden is ervan afhankelijk of de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
10. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedurende 10 minuten zijn er door mij geen laad- en losactiviteiten waargenomen.”
11. Het hof is van oordeel dat in dit geval sprake is van parkeren in de zin van artikel 1 van het RVV 1990 en niet van laden en of lossen van goederen of het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers. De gemachtigde, ten tijde van de gedraging de bestuurder van het voertuig, heeft in het administratief beroepschrift aangegeven dat hij met zijn dochter is meegelopen naar de vertrekhal omdat zijn dochter een zware koffer bij zich had. Anders dan de betrokkene meent, is onder de tijd die nodig is voor en gebruikt voor het in- of uitstappen van passagiers of het laden of lossen van goederen niet begrepen de tijd die de betrokkene heeft gebruikt om zijn dochter met een koffer naar de vertrekhal te begeleiden. Er is geen sprake van
bij voortduringinladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht. Nu reeds hierom geoordeeld wordt dat geen sprake is van laden en lossen, maar van parkeren, kan in het midden blijven of de verbalisant tien minuten geen laad- en losactiviteiten heeft waargenomen. Van een pardontijd is geen sprake. Op basis van de verklaring van de verbalisant kan dan ook worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
12. Ten aanzien van het verweer van de betrokkene dat sprake is van willekeur overweegt het hof het volgende. Verbalisanten beschikken over een discretionaire bevoegdheid op grond waarvan zij een zekere vrijheid hebben om te bepalen of zij in een concreet geval al dan niet een sanctie opleggen. De enkele omstandigheid dat aan andere weggebruikers om welke reden dan ook geen sanctie wordt opgelegd, brengt niet mee dat de betrokkene, die de gedraging heeft verricht, daarvan gevrijwaard zou moeten blijven.
13. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Gelet op hetgeen onder 3. overwogen, zal het hof dit doen met verbetering van gronden.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter, met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.