ECLI:NL:GHARL:2018:11019

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
200.237.916/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van curator in geschil met telecomaanbieder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van de curator van een onder curatele gestelde natuurlijke persoon in een geschil met Tele2 Nederland B.V. De curator had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin Tele2 was veroordeeld tot betaling van achterstallige telefoonrekeningen. De curator vorderde in reconventie de vernietiging van de overeenkomst met Tele2, maar het hof oordeelde dat de waarde van de vorderingen in conventie en reconventie niet bij elkaar opgeteld kon worden, omdat het in feite om hetzelfde bedrag ging. Het hof concludeerde dat de gezamenlijke waarde van de vorderingen beneden de appelgrens van € 1.750,- bleef, waardoor de curator niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep. Tevens werd de curator veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Tele2.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.237.916/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6085127)
arrest van 18 december 2018
in de zaak van
Bernadine Wilhelmina Frederika Vaneveld-Van Mierle, h.o.d.n. Vaneveld Bewindvoering, in haar hoedanigheid van curator van [A] , wonende te [B] ,
gevestigd en kantoorhoudend te Almere,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. E.D. van Tellingen, kantoorhoudend te Almere,
tegen
Tele2 Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
Tele2,
advocaat: mr. P.M. Jongeling, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het verstekvonnis van 5 oktober 2016 (dat is gewezen tussen Tele2 als eiseres en [A] in persoon als gedaagde) en het vonnis (na verzet tevens eis in reconventie door de curator) van 24 januari 2018 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 18 april 2018 (met één productie) is door de curator hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis van 24 januari 2018 met dagvaarding van Tele2 tegen de zitting van 1 mei 2018.
2.2
De conclusie van de memorie van grieven van 12 juni 2018 strekt tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, tot het afwijzen van de vorderingen (in conventie) van Tele2 en tot het alsnog toewijzen van de vorderingen (in reconventie) van de curator, vermeerderd met rente, kosten rechtens en uitvoerbaar bij voorraad.
2.3
Op de rol van 16 oktober 2018 heeft Tele2 een incidentele memorie houdende niet-ontvankelijkheid tevens memorie van antwoord (zonder producties) genomen. In het incident concludeert Tele2 tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van de curator. In de hoofdzaak concludeert Tele2 tot bekrachtiging van het aangevallen vonnis. In beide gevallen met veroordeling van de curator in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad.
2.4
De curator heeft op de rol van 5 november 2018 een memorie van antwoord in incident (zonder producties) genomen, waarvan de conclusie luidt dat het hoger beroep ontvankelijk is.
2.5
Op de rol van 27 november 2018 heeft Tele2 de stukken overgelegd. Arrest is bepaald op heden.

3.De feiten

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende gemotiveerd betwist, staat het volgende vast.
3.2
Bij beschikking van 5 juli 2012 zijn de goederen van [A] (hierna: [A] ) onder bewind gesteld. Bij beschikking van 4 november 2015 is het bewind omgezet in ondercuratelestelling met benoeming van Vaneveld tot curator.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Bij de inleidende dagvaarding in eerste aanleg van 5 augustus 2016 heeft Tele2 gevorderd, kort gezegd, dat [A] wordt veroordeeld tot betaling van € 419,18 (met nevenvorderingen) aan achterstallige telefoonrekeningen. Als grondslag hiervoor heeft Tele2 aangevoerd dat tussen haar en [A] op 23 juli 2015 een overeenkomst ("mobiel contract") is gesloten.
4.2
Bij verstekvonnis van 5 oktober 2016 heeft de kantonrechter de vorderingen van Tele2 toegewezen.
4.3
De curator is bij exploot van 13 juni 2017 in verzet gekomen van voormeld vonnis. De curator heeft geconcludeerd tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van Tele2 en (in reconventie) tot nietigverklaring dan wel vernietiging van de overeenkomst van 23 juli 2015.
4.4
In het vonnis waarvan beroep van 24 januari 2018 heeft de kantonrechter beslist als volgt:

In conventie:
5.1
vernietigt het verstekvonnis van 5 oktober 2016 (...) en, opnieuw rechtdoende, veroordeelt Vaneveld in haar hoedanigheid van curator van [A] , om aan Tele2, tegen bewijs van kwijting te betalen € 337,29 met de wettelijke rente over € 297,29 vanaf de vervaldatum van de facturen tot de voldoening;
5.2
veroordeelt Vaneveld in haar hoedanigheid van curator van [A] , in de
kosten van de verstek- en verzetprocedure aan de zijde van Tele2, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 377,77, waarin begrepen € 180,00 aan salaris gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie:
5.5
wijst de vordering af;
5.6
veroordeelt Vaneveld in haar hoedanigheid van curator van [A] , in de
kosten van de procedure, tot op heden begroot op nihil.”

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
Het hof dient - zo nodig ambtshalve - te beoordelen of de curator in hoger beroep kan worden ontvangen.
5.2
Op grond van art. 332 lid 1 Rv kunnen partijen van een in eerste aanleg gewezen vonnis in hoger beroep komen, tenzij de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan € 1.750,-, of - in geval van een vordering van onbepaalde waarde - er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,-, een en ander tenzij de wet anders bepaalt. Voor de toepassing van de eerste zin wordt de tot aan de dag van dagvaarding in eerste aanleg verschenen rente bij de vordering inbegrepen.
5.3
Was in eerste aanleg een eis in reconventie ingesteld, dan is voor de toepassing van het eerste lid beslissend het totale beloop of de totale waarde van de vordering in conventie en van de vordering in reconventie, met dien verstande dat met betrekking tot de vordering in reconventie de rente wordt berekend tot aan de dag van instelling van de eis in reconventie. Indien echter de beide zaken zijn gesplitst en daarin afzonderlijk is beslist, zijn op elk van beide vonnissen de gewone regels voor de vatbaarheid voor hoger beroep van toepassing. Dit is bepaald in art. 332 lid 3 Rv.
5.4
Tele2 heeft aangevoerd dat de vordering in conventie (€ 419,18) de appelgrens niet overschrijdt en dat er duidelijke aanwijzingen dat de vordering in reconventie niet een hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,-. Hooguit heeft de vordering in reconventie dezelfde waarde als die in conventie, waarmee de gezamenlijke waarde van de vorderingen (€ 838,36) ruim beneden de appelgrens blijft, aldus Tele2.
5.5
De curator heeft benadrukt dat de vordering in reconventie (vernietiging van de overeenkomst) van onbepaalde waarde is, te meer omdat [A] zolang de overeenkomst van 23 juli 2015 niet is vernietigd, geregistreerd blijft bij de Stichting Preventel. Als gevolg hiervan kunnen andere telecomaanbieders een aanvraag van [A] voor een nieuw abonnement weigeren. Bovendien blijft [A] geregistreerd staan bij de Stichting BKR. Deze gevolgen zijn zodanig dat niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep achterwege dient te blijven, aldus de curator.
5.6
Het hof stelt voorop dat de ratio van de appelgrens in art. 332 lid 1 Rv is dat geen hoger beroep behoort open te staan in zaken waarvan het betrekkelijk geringe financiële belang niet opweegt tegen de tijd en kosten die gemoeid zijn met de behandeling van de zaak in hoger beroep (HR 16 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1490).
5.7
Het hof verwerpt het verweer van de curator dat de vordering in reconventie als van onbepaalde waarde moet worden beschouwd omdat [A] bij het in stand blijven van het vonnis waarvan beroep geregistreerd blijft staan (het hof begrijpt: als wanbetaler) bij de Stichting Preventel en bij de Stichting BKR. In reconventie is immers niets gevorderd met betrekking tot deze registraties. De gevolgen van toe- of afwijzing van zowel de vordering in conventie als die in reconventie voor eventuele toekomstige geschillen (hetzij tegen Tele2, hetzij tegen de stichtingen Preventel en/of BKR) vormen een zo onzeker element, dat de eisen van de rechtszekerheid zich ertegen verzetten dat rekening wordt gehouden met die gevolgen bij de bepaling van de waarde van de vordering in verband met de appelgrens (HR 8 februari 2008, ECLI:NL:HR:1996:ZC2051).
5.8
Het voorgaande betekent dat de reconventionele vordering geen andere strekking heeft dan te worden ontslagen van de betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst van 23 juli 2015. In zo'n geval wordt de optelregel van art. 332 lid 3 Rv naar vaste rechtspraak niet toegepast (zie o.a. HR 28 september 1951, ECLI:NL:HR:1951:319, NJ 1952/200). Immers, de waarde zowel van de conventionele als van de reconventionele vordering wordt bepaald door hetzelfde bedrag, zodat de kantonrechter, die over beide vorderingen in één vonnis besliste, over geen hogere waarde uitspraak deed dan € 419,18.
5.9
De (gezamenlijke) waarde van de vorderingen in conventie en in reconventie blijft daarmee beneden de appelgrens van € 1.750,-, zodat het hoger beroep van de curator afstuit op art. 332 lid 1 Rv.
5.1
De curator zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep. Het hof zal de curator als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief I).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verklaart het hoger beroep van de curator niet-ontvankelijk;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Tele2 tot aan deze uitspraak in totaal vast op:
- € 726,- aan verschotten,
- € 379,50 aan geliquideerd salaris van de advocaat,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit arrest tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de curator in de nakosten en stelt die kosten aan de zijde van Tele2 tot aan deze uitspraak vast op:
- € 157,- voor nasalaris van de advocaat,
- € 82,- voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden,
vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 december 2018.