ECLI:NL:GHARL:2018:11090

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
21-006780-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van voorlopige hechtenis na VI datum en procedure in cassatie

Op 17 december 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte, die in 2016 door de rechtbank was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De verdachte had op 2 augustus 2017 beroep in cassatie aangetekend tegen het arrest van het hof, dat het vonnis van de rechtbank bevestigde. De verdachte verzocht om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis, met het argument dat hij op 20 november 2018 voorwaardelijk in vrijheid had moeten worden gesteld, indien hij geen cassatie had aangetekend. Het Openbaar Ministerie had echter geen voorwaardelijke vrijlating verleend, en er was onduidelijkheid over eventuele voorwaarden die aan de vrijlating verbonden zouden zijn.

Het hof overwoog dat de voorlopige hechtenis voortduurt totdat het arrest in kracht van gewijsde is gegaan, en dat de regelgeving omtrent voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) pas van toepassing is na een onherroepelijke veroordeling. Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een aanhouding van de zaak rechtvaardigden, en dat de verdachte, indien hij in aanmerking zou komen voor VI, zich aan de algemene voorwaarden zou moeten houden. Het hof besloot uiteindelijk het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af te wijzen, maar het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen onder bepaalde voorwaarden.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte zich aan de voorwaarden van de schorsing moet houden, waaronder het niet plegen van strafbare feiten en medewerking verlenen aan identificatie. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de griffier, en de advocaat-generaal bracht de beschikking ter kennis van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer eerste aanleg: 08-963021-15
Parketnummer hoger beroep: 21-006780-16
17 december 2018

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

LOCATIE LEEUWARDEN

Voorlopige hechtenis

Blijkens verzoekschrift van 3 december 2018 is namens:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. Alpen aan den Rijn,
verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, subsidiair te schorsen.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van verdachte
mr. F.S. Bellekom, advocaat te 's-Gravenhage.

Overwegingen

Bij het hof is binnengekomen een verzoekschrift strekkende tot opheffing subsidiair schorsing van de voorlopige hechtenis.
Verdachte is op 13 december 2016 door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar. Het hof heeft op 26 juli 2017 arrest gewezen en daarbij het vonnis waartegen beroep is ingesteld bevestigd. Tegen dat arrest heeft verdachte op 2 augustus 2017 beroep in cassatie aangetekend.
Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij op 20 november 2018, wanneer hij geen beroep in cassatie zou hebben aangetekend, voorwaardelijk in vrijheid gesteld had moeten worden op grond van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, hierna Sr. Verdachte bevindt zich nu er nog geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling nog immer in voorlopige hechtenis.
Het Openbaar Ministerie is niet tot voorwaardelijke in vrijheid stelling overgegaan. Ter zitting is door de advocaat-generaal gemeld dat er geen bekendheid bestaat met eventueel aan de VI te verbinden voorwaarden. De reclassering was voor de advocaat-generaal niet bereikbaar.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte bevindt zich thans in voorlopige hechtenis, welke voortduurt krachtens artikel 75 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering, hierna Sv, totdat het arrest van het hof in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 75 lid 6 Sv bepaalt dat de rechter in hoogste feitelijke aanleg het bevel tot voorlopige hechtenis opheft met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Op grond van artikel 15 lid 2 Sr wordt een veroordeelde tot tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaar voorwaardelijk in vrijheid gesteld als hij twee derde van zijn straf heeft ondergaan. Artikel 15a lid 1 Sr bepaalt dat een voorwaardelijke invrijheidsstelling, hierna VI, geschiedt onder van rechtswege geldende algemene voorwaarden en dat het Openbaar Ministerie, hierna OM, de beslissing neemt omtrent het stellen van bijzondere voorwaarden als bedoeld in artikel 15a lid 2 Sr.
De VI wordt niet standaard verleend. Het OM kan besluiten tot uitstel of afstel van de VI. De VI regeling heeft thans het karakter van een invrijheidsstelling waaraan voorwaarden kunnen worden verbonden waaraan verdachte zich dient te houden. De regelgeving rond VI is eerst van toepassing indien de veroordeling onherroepelijk is.
In de onderhavige zaak is het hof niet gebleken dat verdachte niet in aanmerking zou zijn gekomen voor VI indien hij niet in cassatie zou zijn gegaan. Het hof betrekt daarbij dat verdachte in de detentiefasering zat en zich aldus een mailbericht van de PI Alphen aan de Rijn hield aan afspraken in het kader van het penitentiair programma. Nu verdachte, als hij in aanmerking zou zijn gekomen voor VI, zich zou dienen te houden aan voorwaarden zullen deze ook worden opgelegd door het hof, tenminste de algemene zoals bedoeld in art 15a Sr. Niet is gebleken dat het OM nog andere voorwaarden aan de VI zou willen stellen.
Het hof is van oordeel dat artikel 75 lid 6 Sv in de situatie als de onderhavige analoog aan het bepaalde ten aanzien van de VI dient te worden toegepast, welke toepassing kan door middel van schorsing van de voorlopige hechtenis.
In de gegeven omstandigheden leidt het hof uit de mailwisseling tussen de PI Alphen aan de Rijn en de raadsvrouw af dat er geen sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat aanhouding met het oog op het stellen van eventuele bijzondere voorwaarden noodzakelijk is. In die mailwisseling wordt meegedeeld dat daartoe geen aanleiding bestaat en dat er voor verdachte er geen interventies bestaan die nog gevolgd of afgerond moeten worden. Meegedeeld wordt daarnaast dat verdachte aan de voorwaarden van het penitentiaire programma heeft voldaan.

Beslissing

Het gerechtshof,
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
wijst toe het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, onder na te melden voorwaarden, en beveelt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden geschorst met ingang van
woensdag 19 december om 15:00 uur.
Stelt aan verdachte als voorwaarden aan de schorsing:
a. a) indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de
tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
b) ingeval hij wegens het feit/de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is
bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich
aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
c) geen strafbare feiten zal plegen;
d) ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (https://maxius.nl/wet-op-de-identificatieplicht/artikel1/) ter inzage aanbiedt.
Aldus gewezen op 17 december 2018 door mr. A. van Holten als voorzitter, mrs. H.J. Deuring en J. Dolfing, in tegenwoordigheid van N. Hooghiemster als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
Leeuwarden,
de advocaat-generaal,