Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De vader van [de minderjarige] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Overijssel, die op 21 juni 2018 een machtiging tot uithuisplaatsing heeft verleend. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen, terwijl de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel (GI) en de moeder verweer voerden en vroegen om bekrachtiging van de beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in het verleden te maken heeft gehad met meerdere ingrijpende jeugdervaringen, waaronder pesten op school en een verstoord gezinsleven na de scheiding van haar ouders. Ondanks hulpverlening en inspanningen van de ouders, bleef [de minderjarige] problemen vertonen, waaronder schoolverzuim en een gebrek aan structuur in haar leven. De kinderrechter had eerder besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, omdat de situatie thuis niet veilig was en er geen effectieve hulpverlening meer mogelijk was.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [de minderjarige] aangegeven dat ze goed presteert op school en graag naar huis wil, maar het hof oordeelde dat de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is. Het hof benadrukte dat de voordelen van de uithuisplaatsing, zoals het bieden van structuur en het leren omgaan met problemen, zwaarder wegen dan de nadelen van het niet thuis zijn. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing tot 18 januari 2019 in stand blijft.