In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2018, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de heer [appellant], die optreedt als bewindvoerder van de familie [A/B]. De zaak betreft de ontruiming van een woning die de familie [A/B] bewoont in [E], waar zij zonder geldige titel verblijven sinds 6 juni 2018. De familie heeft een zorgovereenkomst met het Leger des Heils, die inmiddels is beëindigd, en de huurovereenkomst met Acantus is eveneens opgezegd. Het Leger des Heils heeft een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat er geen juridische grondslag meer is voor het verblijf van de familie in de woning. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de familie [A/B] een woning in Duitsland bezit, waar mevrouw [B] momenteel verblijft. De heer [A] en hun minderjarige zoon verblijven geregeld in de woning in Duitsland, maar de familie heeft aangegeven dat zij niet volledig daar willen wonen vanwege de zorg voor hun zoon.
De advocaat van de familie, mr. M. Helmantel, heeft betoogd dat de familie geen eerlijke kans heeft gehad in het proefwonen-project van het Leger des Heils en dat er sprake is van een buurtonderzoek dat niet correct is uitgevoerd. De advocaat van het Leger des Heils, mr. P. Jahan, heeft echter betoogd dat de familie wel degelijk zorg heeft ontvangen en dat de overlastmeldingen van de buren serieus genomen moeten worden. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de zorgverlening door het Leger des Heils heeft plaatsgevonden en dat de ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de ontruimingstermijn vastgesteld op uiterlijk 21 januari 2019. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.