ECLI:NL:GHARL:2018:11211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
200.247.729/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in kort geding met betrekking tot huurrecht en zorgverlening

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2018, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de heer [appellant], die optreedt als bewindvoerder van de familie [A/B]. De zaak betreft de ontruiming van een woning die de familie [A/B] bewoont in [E], waar zij zonder geldige titel verblijven sinds 6 juni 2018. De familie heeft een zorgovereenkomst met het Leger des Heils, die inmiddels is beëindigd, en de huurovereenkomst met Acantus is eveneens opgezegd. Het Leger des Heils heeft een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat er geen juridische grondslag meer is voor het verblijf van de familie in de woning. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de familie [A/B] een woning in Duitsland bezit, waar mevrouw [B] momenteel verblijft. De heer [A] en hun minderjarige zoon verblijven geregeld in de woning in Duitsland, maar de familie heeft aangegeven dat zij niet volledig daar willen wonen vanwege de zorg voor hun zoon.

De advocaat van de familie, mr. M. Helmantel, heeft betoogd dat de familie geen eerlijke kans heeft gehad in het proefwonen-project van het Leger des Heils en dat er sprake is van een buurtonderzoek dat niet correct is uitgevoerd. De advocaat van het Leger des Heils, mr. P. Jahan, heeft echter betoogd dat de familie wel degelijk zorg heeft ontvangen en dat de overlastmeldingen van de buren serieus genomen moeten worden. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat er voldoende bewijs is dat de zorgverlening door het Leger des Heils heeft plaatsgevonden en dat de ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de ontruimingstermijn vastgesteld op uiterlijk 21 januari 2019. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.247.729/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7153719 VV EXPL 18-93)
proces-verbaal van pleidooi en uitspraak als bedoeld in artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 19 december 2018 te 12:00 uur, waar zitting hadden
mr. J.H. Kuiper, voorzitter, mr. I. Tubben en mr. A.W. Jongbloed, leden, bijgestaan door
mr. I. Vlieger-Dijkstra, griffier,
in de zaak van
[appellant] ,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [A] en [B] ,
wonende te [C] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M. Helmantel, kantoorhoudend te Sappemeer, die ook heeft gepleit,
tegen
Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Leger des Heils,
advocaat: mr. P. Jahan, kantoorhoudend te Amsterdam, die ook heeft gepleit.
verschenen:
- de heer [appellant] , bijgestaan door mr. Helmantel,
- de heer [A] , mevrouw [B] ,
- mevrouw [D] , namens het Leger des Heils, werkzaam als projectleider bij het Leger des Heils, bijgestaan door mr. Jahan en haar kantoorgenoot mr. A.M. Craita.
[appellant] heeft pleidooi gevraagd. Zakelijk weergegeven is het volgende geschied.
Mr. Helmantel heeft - kort en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
De familie [A/B] heeft van meet af aan geen eerlijke kans gehad in [E] . Het proefwonen-project van het Leger des Heils was dan ook gedoemd te mislukken. Dit erkent Acantus ook door toe te geven dat er een plaatsingsfout is gemaakt bij het toewijzen van de woning in [E] aan de familie [A/B] . Er is geen buurtonderzoek gedaan. Indien dit wel wat gebeurd was de familie [A/B] niet in deze woning geplaatst.
Ten aanzien van de overlastmeldingen het volgende. Er zijn eerder meldingen gedaan die door Acantus zijn onderzocht. Er is toen niets gevonden. Dat blijkt ook uit de brief van Acantus van 30 januari 2018. Dat was niet het antwoord dat de buren wilden horen. Daarom hebben zij net zolang overlastmeldingen gedaan totdat het gezin moest vertrekken. [appellant] is in zijn hoedanigheid als bewindvoerder bij de familie [A/B] in [E] geweest. [appellant] geeft aan dat de woning een grote tuin heeft, waardoor je weinig contact hebt met de buren. Het Leger des Heils en Acantus willen modelburgers in de woning hebben, een predicaat waaraan de familie [A/B] niet kan voldoen. De door het Leger des Heils overgelegde verklaringen van de buurt moet met een flinke korrel zout worden genomen. Kennelijk is het adagium: hoe meer verklaringen tegen [A/B] , hoe sterker het bewijs. De buurt wil de familie [A/B] weg hebben.
Mr. Jahan pleit conform haar pleitnota, die aan dit proces-verbaal is gehecht. Zij verklaart in reactie op het pleidooi van mr. Helmantel voorts:
De stelling van mr. Helmantel dat [A/B] geen eerlijke kans heeft gehad en dat het project van meet af aan was gedoemd te mislukken, klopt niet. Het project heeft juist als doelstelling om mensen een tweede kans te geven. Ten aanzien van de eerdere overlastmeldingen wordt opgemerkt dat het Leger des Heils eerst in de veronderstelling was dat het een burenconflict betrof waaraan beide buren een aandeel hadden. De klachten van namen echter toe. De familie [A/B] veroorzaakt overlast. Buren hebben slapeloze nachten ondervonden en hebben als gevolg van de overlast problemen op hun werk. Er is er sprake van een onhoudbare situatie. De verklaringen van de omwonenden kunnen - anders dan mr. Helmantel stelt - niet met korrel zout worden genomen. Het Leger des Heils kan de stelling dat zij modelburgers zou willen maken van de familie [A/B] evenmin volgen. Het Leger des Heils wil slechts dat de familie weer kan meedraaien in de samenleving.
Dat het hulpverleningstraject niet goed is verlopen, staat buiten kijf. Echter wordt opgemerkt dat de familie [A/B] zelf niet meer wilde meewerken aan traject. Als zij niet willen meewerken, kunnen zij ook niet geholpen worden.
Daarbij is het verblijf in de woning verbonden met hulpverlening vanuit het Leger des Heils. Dat was de voorwaarde om in de woning te mogen verblijven. Het Leger des Heils concludeert dat los van de overlast voldoende grond is om de relatie met de familie [A/B] te beëindigen.
Op de vraag van de voorzitter wat op dit moment de feitelijke situatie is, antwoord [appellant] dat de familie [A/B] een woning in Duitsland heeft waar mevrouw [B] op dit moment woont.
De heer en mevrouw [A/B] verklaren dat mevrouw wel geregeld in [E] is waar de heer [A] met hun minderjarige zoon woont. De reden dat zij niet met zijn allen in Duitsland wonen is omdat hun zoon daar geen hulp krijgt. Hij gaat vanaf zijn 12e al niet naar school. De woning in Duitsland betreft een vrijstaande woning op een groot perceel van ongeveer 7000m2. Er zit geen woonbestemming op de woning, maar zij hebben de woning al 11 jaar in eigendom. Er wordt vanuit de Duitse overheid niet tegen hen opgetreden.
Ten aanzien van de woning in [E] merkt de heer [A] op dat het laminaat op de benedenverdieping eruit gehaald is en in de woning in Duitsland is geplaatst. Beneden staan op dit moment tuinmeubels. Boven is het huis gewoon ingericht. De heer [A] en de zoon verblijven geregeld in de woning in Duitsland. Mevrouw [B] overhandigt het hof de tekst die zij op de spandoeken voor hun huis hebben geplaatst. Deze handgeschreven tekst wordt aan dit proces-verbaal gehecht.
De heer en mevrouw [A/B] willen desgevraagd geen begeleiding meer van het Leger des Heils. Het Leger des Heils heeft zelf de begeleiding beëindigd.
Het was de bedoeling dat VNN de begeleiding over zou nemen. Zowel Acantus als het Leger des Heils hebben beloofd dat zij de woning na één jaar op naam zouden krijgen.
Op de vraag van de voorzitter op welke grondslag de familie [A/B] in woning mogen blijven, antwoordt mr. Helmantel dat de familie [A/B] een toezegging van het Leger des Heils heeft ontvangen dat zij na 1 jaar woning op naam zouden krijgen. Toegegeven wordt dat de zorgcomponent voorop staat.
De voorzitter schorst de zitting voor overleg tussen partijen. Na de schorsing wordt de zitting voortgezet. Mr. Helmantel geeft aan dat er geen ruimte voor onderhandelingen tussen partijen was, omdat het Leger des Heils niets meer wilde.
Mr. Helmantel repliceert:
Ten aanzien van het verplaatsen van de wasmachine door de familie [A/B] wordt opgemerkt dat Acantus dit zelf heeft gedaan.
Daarbij heeft [appellant] opgemerkt dat er meer tijd nodig is om een geschikt huis te vinden in een geschikte buurt. Het moet een buurt zijn waar de familie ook een eerlijke kans krijgt. [appellant] is daar mee bezig. Wanneer het hof het vonnis zal bekrachtigen wordt om een ontruimingstermijn van een half jaar verzocht. De familie dient ook hun inkomen veilig te stellen; dit inkomen vervalt als zij geen woonplaats meer in Nederland hebben.
Voorts ontkent de familie [A/B] pertinent dat zij hulpverlening van het Leger des Heils in eerste instantie hebben geweigerd. Dat zij nu weigeren komt ook door alles wat er gebeurd is. De overlastmeldingen worden maar voor waar aangenomen, maar er is geen concreet bewijs.
Mr. Jahan dupliceert:
Het Leger des Heils heeft geen vertrouwen meer om afspraken te maken met de familie [A/B] . Zij hebben genoeg tijd gehad om alternatieve woonruimte te vinden. Sinds 6 juni 2018 verblijven zij zonder geldige titel in de woning in [E] . Het Leger des Heils heeft ze nog bij willen helpen bij het vinden van alternatieve woonruimte, maar de familie heeft alle voorgestelde woningen afgewezen. Bovendien is er feitelijk al een andere woning in Duitsland. Een ontruimingstermijn van een half jaar is te lang. Zij hebben meer dan genoeg tijd gehad.
Daarbij heeft Acantus aangegeven zich zorgen te maken over de staat van de woning. Voorts is door het Leger des Heils nimmer toegezegd dat de familie in de woning in [E] mochten blijven. Van meet af aan is bekend dat zij niet in de woning konden blijven als zij zich niet aan de verplichtingen hielden.
Na de pleidooien heeft het hof de zitting geschorst voor overleg in raadkamer. Na hervatting van de zitting heeft het hof op de voet van artikel 30p Rv. mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

De beoordeling

Het hof zal uitgaan van de door de voorzieningenrechter in het vonnis van 18 september 2018 vastgestelde feiten.
De grief dat geen zorg is verleend wordt verworpen. Naar het oordeel van het hof is voldoende aangetoond dat het Leger des Heils aan de familie [A/B] zorg heeft verleend. Het hof acht hierbij het precieze aantal uren dat zorg is verleend niet van doorslaggevend belang.
Het hof is voorts van oordeel dat het Leger des Heils een spoedeisend belang heeft bij deins vordering tot ontruiming van de woning door de familie [A/B] . Dit spoedeisend belang is erin gelegen dat de zorgovereenkomst is opgezegd en dat onderliggende huurovereenkomst tussen het Leger des Heils en Acantus eveneens is opgezegd. Acantus heeft er bij het Leger des Heils op aangedrongen dat de woning zo snel mogelijk in ontruimde staat moet worden opgeleverd.
De omstandigheid dat [appellant] namens de familie [A/B] de voorkeer geeft aan het voeren van een bodemprocedure, doet naar het oordeel van het hof niet af aan het bestaan van een spoedeisend belang bij het Leger des Heils.
Vast staat dat de zorg- en huurovereenkomst tussen partijen is beëindigd. Er is na het beëindigen van deze overeenkomst door het Leger des Heils geen zorg meer verleend aan de familie [A/B] . Ter zitting is door de familie [A/B] verklaard dat zij ook geen zorgverlening vanuit het Leger des Heils meer wensen.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat het huuraspect in de onderhavige overeenkomst ondergeschikt is aan het zorgaspect. Nu de zorgverlening definitief is geëindigd, bestaat er thans geen juridische grondslag voor verder verblijf van de familie [A/B] in de woning. Daarbij acht het hof, op grond van het onderliggende dossier, de kans groot dat de bodemrechter tot een zelfde oordeel komt.
Het hof dient vervolgens in het kader van dit kort geding een belangenafweging te maken. Het belang van de familie [A/B] is erin gelegen dat zij bij toewijzing van de vordering op dezelfde wijze als in het vonnis van de voorzieningenrechter we woning direct zullen moeten ontruimen en mogelijk op straat komen te staan. Ter zitting is echter gebleken dat er feitelijk onderdak beschikbaar is. Mevrouw [B] verblijft op dit moment al in de bij de familie [A/B] in eigendom zijnde woning in Duitsland. Dat er op die moment op dit moment geen woonbestemming op die woning rust is onvoldoende om te oordelen dat directe dakloosheid dreigt. Door de familie [A/B] is ter zitting immers verklaard dat er door de Duitse instanties niet wordt opgetreden tegen bewoning van het huis in Duitsland. Het zoeken naar een geschikte woning in Nederland kan ook vanuit Duitsland. De stelling van de familie [A/B] dat hun inkomen op de tocht komt te staan, zodra zij niet meer woonachtig zijn in Nederland, is een omstandigheid die onvoldoende meeweegt om tot een ander oordeel te komen.
Het hof zal vonnis waarvan beroep bekrachtigen, maar zal de termijn van de ontruiming van de woning aan de [a-straat] te [E] opnieuw bepalen op uiterlijk 21 januari 2019.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal [appellant] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van de heer en mevrouw [A/B] worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep bestaande uit het in rekening gebrachte griffierecht en een bedrag aan salaris voor de advocaat van het Leger des Heils, berekend conform het liquidatietarief op 3 punten naar tarief II.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
bepaalt dat de woning aan de [a-straat] te [E] op
uiterlijk 21 januari 2019dient te zijn ontruimt;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en bepaalt deze kosten, voor zover tot nu toe aan de zijde van het Leger des Heils gevallen, op € 726,- aan verschotten en op € 3.222,- voor geliquideerd salaris van de advocaat.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal conform artikel 30p lid 4 Rv. dat is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
mr. I. Vlieger-Dijkstra mr. J.H. Kuiper
griffier voorzitter