In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] h.o.d.n. [Y] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 november 2015. De rechtbank had de naheffingsaanslagen verbruiksbelasting en omzetbelasting, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst Douane, bevestigd. De naheffingsaanslagen betroffen een bedrag van € 560.132 voor verbruiksbelasting en € 383.189 voor omzetbelasting over de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012. De Inspecteur had vastgesteld dat belanghebbende pruimtabak, onder de naam Makla (Ifrikia), had verhandeld zonder de vereiste vergunningen en zonder de verschuldigde belastingen te betalen.
Tijdens de zittingen in hoger beroep is het Hof tot de conclusie gekomen dat belanghebbende in pruimtabak heeft gehandeld en dat hij de goederen voorhanden heeft gehad zonder de benodigde vergunning. Het Hof heeft echter ook vastgesteld dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de goederen naar België zijn vervoerd en daar zijn afgeleverd aan Belgische ondernemers. Dit leidde tot de conclusie dat de naheffingsaanslag omzetbelasting onterecht was opgelegd, omdat aan de voorwaarden voor intracommunautaire leveringen was voldaan. Het Hof heeft de naheffingsaanslagen verbruiksbelasting en omzetbelasting vernietigd en de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en immateriële schade aan belanghebbende.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de bewijsvoering bij intracommunautaire leveringen en de verantwoordelijkheden van ondernemers in de handel van tabaksproducten. Het Hof heeft ook de redelijke termijn in hoger beroep overschreden erkend, wat heeft geleid tot een schadevergoeding voor belanghebbende.