ECLI:NL:GHARL:2018:1178

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
200.179.554/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens niet indienen memorie van grieven

In deze zaak heeft Demajo Onroerend Goed B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter. In eerste aanleg is er geprocedeerd in de rechtbank Overijssel en de rechtbank Noord-Nederland. Het hoger beroep is ingesteld bij exploot van 21 oktober 2015, maar Demajo Onroerend Goed heeft herhaaldelijk geen memorie van grieven ingediend, ondanks meerdere uitstelverzoeken. De zaak is uiteindelijk verwezen naar de rol voor arrest, omdat het recht om grieven te dienen was vervallen.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 6 februari 2018 geoordeeld dat het hoger beroep van Demajo Onroerend Goed moet worden verworpen, omdat er geen grieven zijn ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Demajo Onroerend Goed is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.615,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van processtukken en de gevolgen van het niet naleven van termijnen in het civiele procesrecht. Het hof heeft de beslissing openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.179.554/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3682594 \ CV EXPL 14-10988)
arrest van 6 februari 2018 in de zaak van:
Demajo Onroerend Goed B.V.,
gevestigd te Almelo,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Demajo Onroerend Goed,
advocaat: mr. T.F. de Jong, kantoorhoudend te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,
2.
[geïntimeerde2],
wonende te [A] , en
3.
[geïntimeerde3],
wonende te [A] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. A.F.M. den Hollander, kantoorhoudend te Rotterdam.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 2 december 2014 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Enschede, en de vonnissen van 20 januari 2015 en 6 oktober 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 21 oktober 2015 is door Demajo Onroerend Goed hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis van 6 oktober 2015 met dagvaarding van [geïntimeerden] c.s. tegen de zitting van 10 november 2015.
2.2
Aan Demajo Onroerend Goed is enkele malen uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven. Op de rol van 5 april 2016 is de zaak verwezen naar de rol op een termijn van 53 weken (11 april 2017) voor het nemen van de memorie van grieven (ambtshalve peremptoir).
2.3
Demajo Onroerend Goed heeft op laatstgenoemde datum niet van grieven gediend. In verband met de overgangsbepalingen van het nieuwe rolreglement is de zaak nog éénmaal voor vier weken aangehouden voor het nemen van de memorie van grieven, ambtshalve peremptoir.
2.4
Ter rolle van 9 mei 2017 heeft Demajo Onroerend Goed niet van grieven gediend en is ambtshalve akte niet-dienen verleend.
2.5
[geïntimeerden] c.s. hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid ex art. 2.14 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) om te verzoeken een memorie van eis in incidenteel appel te mogen nemen.
2.6
Arrest is bepaald op heden, te wijzen op het procesdossier dat door Demajo Onroerend Goed is overgelegd.

3.De beoordeling

3.1
In art. 133 lid 4 Rv is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.
3.2
Met ingang van 1 september 2016 zijn diverse bepalingen van het Lpr ingrijpend gewijzigd. In art. 1.7 Lpr is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit. Op grond van art. 10.1 Lpr zijn de bepalingen van het Lpr zoals die luiden met ingang van 1 september 2016 zowel van toepassing op zaken die vóór als op zaken die ná laatstgenoemde datum voor het eerst zijn ingeschreven.
3.3
Nadat de uitsteltermijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt zijn verstreken, is op de rol van 9 mei 2017 het recht voor Demajo Onroerend Goed om een memorie van grieven te nemen, vervallen. Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen voor arrest overeenkomstig art. 2.14 Lpr.
3.4
Nu Demajo Onroerend Goed geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat dit vonnis niet in strijd is met rechtsregels die van openbare orde zijn, zal het hoger beroep van Demajo Onroerend Goed worden verworpen.
3.5
Demajo Onroerend Goed moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal Demajo Onroerend Goed dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II).
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van Demajo Onroerend Goed;
veroordeelt Demajo Onroerend Goed in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. tot aan deze uitspraak vast op € 1.615,- aan verschotten en op € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 februari 2018.