ECLI:NL:GHARL:2018:1391

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
200.186.352/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de verplichting tot betaling van green fee door gasten van appartementseigenaren op golfresort

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de appellanten, eigenaren van twee geschakelde appartementen op Golf Residentie Dronten, en de Vereniging van Eigenaren Golf Residentie Dronten (VVE) en de Golfclub Golfresidentie Dronten. De appellanten vorderen in hoger beroep dat het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt, waarin werd geoordeeld dat de VVE hen kan verplichten een green fee te betalen voor het gebruik van de golfbaan door hun gasten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten niet gerechtigd zijn om hun gasten kosteloos te laten spelen op de golfbaan, omdat de statuten en het huishoudelijk reglement van de VVE dit niet toestaan. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de appellanten, als mede-eigenaren van de golfbaan, zich moeten houden aan de regels die zijn vastgesteld in het huishoudelijk reglement. Het hof wijst de vordering van de appellanten af en bevestigt dat de VVE en de golfclub het recht hebben om een green fee te heffen voor gasten. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de appellanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.186.352/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/391275 / HL ZA 15-126)
arrest van 13 februari 2018
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[appellant],
2. [appellante] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[appellante],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. I.L. Ortelee, kantoorhoudend te Houten,
tegen

1.Vereniging van Eigenaren Golf Residentie Dronten,

gevestigd te Dronten,
hierna:
VVE Golfresidentie,
2. Golfclub Golfresidentie Dronten,
gevestigd te Dronten,
hierna:
de golfclub,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
VVE c.s.,
advocaat: mr. M.D.N. van Duyl, kantoorhoudend te Susteren.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen op 1 juli 2015 en op 9 december 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 3 februari 2016, gericht tegen het eindvonnis van
9 december 2015;
- de memorie van grieven (met producties) d.d. 31 mei 2016 tevens bevattende een herformulering van de eis;
- de memorie van antwoord (met producties) d.d. 6 september 2016;
- het schriftelijk pleidooi van partijen van 13 december 2016 en bijbehorende rolbeslissing van 28 december 2016. Ter gelegenheid van het pleidooi hebben beide partijen nog aanvullende producties overgelegd.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellanten] c.s. vorderen in hoger beroep kort gezegd dat het hof het vonnis van
9 december 2015 vernietigt en, opnieuw rechtdoende VVE c.s. verbiedt greenfee te heffen of enige andere aanvullende betaling te verlangen ter zake van het gebruik door [appellanten] c.s., tezamen met hun gasten, van de 2 speelrechten, verbonden aan het appartementsrecht [a-straat] te [A] , op straffe van een dwangsom van € 250; - voor iedere keer dat [appellanten] c.s. afzonderlijk of gezamenlijk belet wordt door VVE Golfresidentie en/of de golfclub, om van de speelrechten van [a-straat] gratis gebruik te maken, alles onder veroordeling van VVE c.s. in de kosten van de procedure in beide instanties.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.4 van het (bestreden) vonnis van 9 december 2015 nu tegen die vaststelling geen gemotiveerd verweer is gevoerd. Het hof zal die feiten aanvullen met enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand hebben te gelden.
3.2
VVE Golfresidentie is een vereniging (niet zijnde een VvE in de zin van artikel 5:124 BW) waarvan alle eigenaren van woningen en appartementen gelegen op de Golf Residentie Dronten verplicht lid zijn. Het doel van VVE Golfresidentie is het beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke (mandelige) terreinen van het park Golf Residentie Dronten. Het belangrijkste onderdeel van deze gemeenschappelijke terreinen is de golfbaan. Verder dient VVE Golfresidentie de golfsport te bevorderen.
3.3
Golf Residentie Dronten is een woonpark met bijbehorende NGF A-golfbaan en clubhuis, gelegen aan de Ansjovisweg te Dronten. Op het park staan 360 vrijstaande villa's en vijf torens met in totaal 90 appartementen.
3.4
[appellanten] c.s. zijn eigenaar van twee appartementsrechten die betrekking hebben op de door hen bewoonde, samengevoegde, villa-appartementen op het terrein van Golf Residentie Dronten, namelijk de appartementen [a-straat] , gelegen in het gebouw “Rose”. Als zodanig zijn zij lid van VVE Golfresidentie. Zij zijn voor elk appartement(srecht) voor 1/450ste deel medegerechtigde tot de golfbaan en overige gemeenschappelijke (mandelige) terreinen op het park.
3.5
Voor de 90 appartementen is in de akte van splitsing een afzonderlijke VvE in de zin van artikel 5:124 BW opgericht (productie 9 zijdens VVE c.s.). Op die VvE is het Modelreglement bij splitsing in appartementen 1992 van toepassing verklaard.
3.6
Artikel 6 en artikel 8 van de statuten van VVE Golfresidentie, zoals gewijzigd op
5 januari 2011 (productie 5 zijdens VVE c.s.) luiden als volgt:
Artikel 6.
1. Het lidmaatschap geeft aan het lid, diens huisgenoten, eventuele bezoekers en aan hen die het genot hebben van een woning op de Golf Residentie het recht om, op de wijze en onder de voorwaarden als nader te bepalen in het huishoudelijke reglement met betrekking tot het beheer en onderhoud van de residentie golfbaan, én in het huishoudelijk reglement met betrekking tot de infrastructuur van het woongebied, gebruik te maken van de wegen, paden, gemeenschappelijke terreinen en gemeenschappelijke voorzieningen (waaronder uitdrukkelijk begrepen de besloten golfbaan) zoals aanwezig op de aan de vereniging in beheer zijnde gemeenschappelijke eigendom en om gebruik te maken van alle overige verstrekkingen en diensten, welke de vereniging ten behoeve van haar leden ter beschikking zal stellen of organiseren.
2. Met elke woning op de Golf Residentie zijn twee speelrechten verbonden voor het golfen op de residentie golfbaan.
(…)
Artikel 8.
1. Ten behoeve van het oplossen van geschillen tussen bewoners en bestuur is een Commissie van Bezwaar en Beroep (CBB) ingesteld.
2. De Commissie van Bezwaar en Beroep bestaat uit drie leden. Twee leden van de Commissie zijn lid van de Vereniging van Eigenaren. Het derde lid is onafhankelijk en fungeert tevens als voorzitter. De leden worden benoemd door de algemene ledenvergadering op voordracht van het bestuur. Eén der leden fungeert als secretaris. De leden beschikken over juridische en-of bestuurlijke ervaring, Tenminste één lid is jurist.
3. De Commissie van Bezwaar en Beroep maakt voor de uitoefening gebruik van het "Reglement Commissie Bezwaar en Beroep van de Vereniging van Eigenaren Golf Residentie Dronten".
3.7
[appellanten] c.s. beschikken in totaal over vier speelrechten. Tot 2011 kende VVE Golfresidentie een restitutieregeling voor niet-benutte speelrechten (productie 17 van VVE c.s.). Dezen konden aan VVE ter beschikking worden gesteld tegen een vergoeding van ongeveer 300 euro per jaar. Ook [appellanten] c.s. hebben van deze regeling gebruik gemaakt (akte [appellanten] c.s. 30 september 2015). Deze regeling is in 2013 afgeschaft, nadat in 2011 eerst nog een overgangsmaatregel gold van € 100 per ingeleverd speelrecht.
3.8
Het huishoudelijke reglement van VVE Golfresidentie (versie mei 2014, productie 2 zijdens VVE c.s.) bepaalt in artikel 1 lid 2 , onder het kopje "gebruik speelrechten" dat voor het gebruik van de speelrechten in aanmerking komen de woningeigenaar, de huurder of de gebruiker alsmede de (al dan niet echtelijke) partner van dezen en hun inwonende (klein)kinderen. Als de woningeigenaar, huurder of gebruiker alleenstaand is dan mag één speelrecht aan een uitwonend (klein)kind of diens (al dan niet echtelijke) partner worden toegewezen.
Om te mogen spelen dient de woningeigenaar, huurder of gebruiker lid te zijn van de golfclub en de jaarlijkse contributie te hebben betaald, ten bewijze waarvan door de golfclub een bagtag wordt uitgegeven.
De woningeigenaar, huurder of gebruiker mag op uitnodiging ook introducees op het terrein laten golfen, mits die over een geldige greenfeekaart beschikken en de verschuldigde greenfee hebben voldaan.
3.9
De leden van VVE Golfresidentie betalen jaarlijkse een bijdrage ten behoeve van het onderhoud van de mandelige terreinen. Deze bedroeg in 2016 € 1.650 per woning/appartement. De contributie van de golfclub bedroeg in dat jaar € 75,-, waarin waren inbegrepen de afdrachten aan de Nederlandse Golffederatie.
De greenfee voor gasten van buiten bedroeg in 2016 € 25,- per gast per keer.
3.1
In het huishoudelijke reglement 2010 werd het onderhoud van de golfbaan c.a. bekostigd uit de contributie van de golfclub. Bij de wijziging van de statuten en de daaruit voorvloeiende wijziging van het huishoudelijk reglement van VVE Golfresidentie zijn VVE Golfresidentie en de golfclub ontvlochten.
3.11
Het in artikel 8 lid 3 van de statuten bedoelde reglement luidt (productie 16 zijdens VVE c.s.), voor zover hier van belang:
"Artikel 2 - Toepasselijkheid
De Geschillenregeling Vereniging van Eigenaren is van toepassing indien tussen bewoners en bestuur een geschil is ontstaan (…) terwijl die geschillen in beginsel gerelateerd zijn aan de toepassing of interpretatie van de statuten en huishoudelijk reglementen van de vereniging.
(…)
Artikel 12: Mondelinge behandeling
Indien de CBB dit nodig acht of indien tenminste één partij hiertoe de wens te kennen geeft, worden beide partijen opgeroepen teneinde mondeling te worden gehoord. De CBB stelt plaats, dag en uur vast en stelt partijen daarvan op de hoogte.
(…)
Artikel 19 Bindend Advies
1. De CBB beslist naar redelijkheid en billijkheid.
2. De CBB beslist met meerderheid van stemmen. Het bindend advies wordt door de voorzitter ondertekend en schriftelijk aan partijen medegedeeld.
(…)
Artikel 23 Vernietiging
1. Vernietiging van het bindend advies van de CBB kan uitsluitend plaats vinden door het ter toetsing voor te leggen aan de gewone rechter binnen drie maanden na de verzending van de uitspraak aan partijen. De rechter zal het bindend advies vernietigen, indien het in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om de andere partij aan het bindend advies te houden.
2. Door niet binnen voornoemde termijn de beslissing aan de gewone rechter ter toetsing voor te leggen, wordt de beslissing onaantastbaar.
3.12
Op 9 oktober 2013 heeft het bestuur van VVE Golfresidentie de CBB ingeschakeld inzake het geschil met de familie [appellanten] betreffende de verschuldigdheid van greenfee voor gasten van de familie [appellanten] die van de golfbaan gebruik maken. In een uitvoerig gemotiveerde beslissing d.d. 13 december 2013 staat onder meer:
onder de kop 'Procesverloop'
"Op 9 oktober 2013 legt het bestuur van de Vereniging van Eigenaren Golf Residentie in
Dronten (hierna; het bestuur) een geschil met de familie [appellanten] voor aan de
Commissie van Bezwaar en Beroep van de Vereniging van Eigenaren Golf Residentie
Dronten (hierna: CBB);
Op 4 november 2013 stuurt de CBB een ontvangstbevestiging van het geschil aan
het bestuur en de familie [appellanten] ;
Op 7 november 2013 ontvangt de CBB een schriftelijke reactie van de familie [appellanten] ;
Op 6 december 2013 vindt een hoorzitting plaats."
onder de kop 'Geschil'
"Partijen verschillen over de vraag of het besluit om een tweetal bagtags 'gast familie [appellanten] ' toe te staan voor gebruik door gasten van de familie [appellanten] , ook de verplichting inhoudt dat deze gasten verplicht zijn een greenfee te betalen conform het huishoudelijk reglement en dat de tenaamstelling van een tweetal bagtags op naam van 'gast familie [appellanten] ' daaraan niet afdoet, omdat het niet betalen door gasten van een vergoeding in strijd is met het huishoudelijk reglement."
onder de kop 'Beoordeling van het geschil'
"De CBB is van oordeel dat, nu de statuten ex artikel 6 jo artikel 21 nadrukkelijk bepalen dat het gebruik van de speelrechten onder nader te stellen voorwaarden in een huishoudelijk regelement moeten worden vastgelegd, de categorie van personen, ex artikel 1 lid 2 van het huishoudelijk reglement limitatief bedoeld is. Het besloten karakter van de vereniging verzet zich ertegen om de kring van gebruikers van het speelrecht dat toebehoort aan het lidmaatschap van deze vereniging uit te breiden, zonder dat de Algemene Ledenvergadering het huishoudelijk reglement wijzigt. Naar het oordeel van de CBB kunnen alleen de in artikel 1 van het huishoudelijk reglement bedoelde personen gebruikmaken van het speelrecht dat voortvloeit uit het lidmaatschap van de vereniging.
In het licht van het vorenstaande roept het besluit van het bestuur dan ook bezwaren op bij de CBB de tussen partijen gemaakte afspraak acht de CBB dan ook in strijd met de inhoud en strekking van de statuten. DE CBB is dan ook van oordeel dat het besluit van het bestuur om 'gast bagtags' toe te kennen op naam van 'gast [appellanten] 2 en 'gast [appellanten] 3' nietig is ex artikel 2:14 BW.
(…)
Uitspraak
Het besluit van het bestuur om aan de familie [appellanten] bagtags' gast - [appellanten] 2 en 'gast - [appellanten] 3' toe te staan aan speelrechten die verbonden zijn aan het lidmaatschap van de Vereniging van eigenaren Golf Residentie Dronten is nietig en het bestuur wordt geadviseerd van deze uitspraak mededeling te doen aan de golfclub en alle maatregelen te treffen die nodig zijn deze uitspraak te eerbiedigen."
Onderaan de uitspraak staat:
"Deze uitspraak kan enkel worden vernietigd door de rechter binnen 3 maanden na verzending van deze uitspraak. Daartoe kunt u zich wenden tot de rechtbank Midden Nederland, locatie Lelystad(…)."
3.13
De golfclub heeft na deze uitspraak de voor de gasten van de familie [appellanten] betaalde contributie terugbetaald.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg, stellende dat VVE c.s. een inbreuk maken op hun eigendomsrecht op twee van hun in totaal vier speelrechten omdat zij deze niet zelf kunnen benutten en evenmin kunnen uitlenen zonder dat de lener toch kosten moet maken, kort samengevat gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat het besluit dat de twee speelrechten van [a-straat] slechts mogen worden gebruikt als daarvoor eerst een greenfee wordt betaald, nietig is en dat VVE c.s. wordt verboden uitvoering aan dat besluit te geven, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer.
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 9 december 2013 het beroep van VVE c.s. op de uitspraak van de CBB gehonoreerd. De rechtbank heeft de regeling waarbij de CBB bevoegd is verklaard voor geldig gehouden en de inhoudelijke argumenten van de CBB verder onbesproken gelaten, omdat [appellanten] c.s. zich niet binnen de vernietigingstermijn tot de rechtbank hebben gewend. Voor de golfclub geldt volgens de rechtbank dat deze niet de bevoegdheid heeft de beslissing van de CBB te negeren en te bewerkstelligen dat [appellanten] c.s. op de door hen gewenste wijze van haar speelrechten gebruik kunnen maken.
De rechtbank heeft [appellanten] c.s. in de proceskosten veroordeeld, waarbij het beroep van VVE c.s. op integrale proceskostenvergoeding is afgewezen.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Essentieel voor de beoordeling van het geschil is dat [appellanten] c.s. tezamen twee geschakelde appartementen bewonen. Samen beschikken zij over vier speelrechten. De kern van het geschil betreft de vraag of zij onder die omstandigheden gerechtigd zijn twee externe gasten kosteloos op de golfbaan te laten spelen, of dat hun externe gasten, net als alle andere externe gasten, alleen tegen betaling van een greenfee mogen spelen. Het hof zal verder uitgaan van de vordering zoals die in appel geherformuleerd is, nu daartegen als zodanig geen bezwaren zijn opgeworpen noch het hof ambtshalve van oordeel is dat deze wijziging van eis in strijd met de eisen van een goede procesorde is.
5.2
[appellanten] c.s. hebben de beslissing van de rechtbank aangevochten in een tweetal grieven, onderverdeeld in een aantal subgrieven. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
de vordering tot vernietiging van het huishoudelijke reglement
5.3
Het hof begrijpt de vordering van [appellanten] c.s. aldus dat zij vernietiging verlangen van het besluit van 13 mei 2014 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van VVE Golfresidentie, voor zover dat besluit aan hun hiervoor omschreven wens in de weg staat. De geldigheid van de statutenwijziging staat in hoger beroep niet meer ter discussie.
5.4
Het hof constateert dat de CBB zich over deze bouwsteen in het betoog van [appellanten] c.s. - terecht, nu de geldigheid van geschillen over besluiten van de Algemene Ledenvergadering niet aan de CBB is opgedragen - niet heeft uitgelaten, zodat de rechtbank deze vordering ten onrechte niet heeft besproken. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
5.5
Het aangevochten huishoudelijk reglement is goedgekeurd op de Algemene Ledenvergadering van VVE Golfresidentie van 13 mei 2014 (notulen overgelegd als productie 6 zijdens VVE). [appellanten] c.s. betogen dat het huishoudelijk regelement nietig is omdat het in strijd is met de wet en met de statuten, waarbij zij kennelijk doelen op artikel 2:14 BW.
5.6
Het hof stelt vast dat [appellanten] c.s. hun stelling dat sprake is van strijd met de wet slechts hebben gemotiveerd met een beroep op artikel 5:1 BW, eerste lid. Dit artikel gaat over het recht van eigendom. [appellanten] c.s. stellen dat VVE inbreuk maakt op hun eigendomsrecht op twee van de hun toekomende vier speelrechten. Naar 's hofs oordeel zijn [appellanten] c.s. mede-eigenaar (voor 2/450ste deel) van de golfbaan en overige mandelige terreinen en vormen de speelbewijzen een onderdeel van een beheersregeling voor de totale gemeenschappelijke eigendom (zie artikel 3:168 BW) en zijn zij niet een zelfstandig voorwerp van eigendom. De beheersregeling die de gezamenlijke eigenaren voor de mandelige terreinen van het Golfpark Residentie hebben getroffen, heeft grotendeels vorm gekregen in het huishoudelijk reglement van VVE Golfresidentie, waarin alle eigenaren zijn verenigd en voor een deel in statuten van VVE Golfresidentie. Nu [appellanten] c.s. 'slechts' mede-eigenaar zijn van de gemeenschappelijke golfbaan c.a. en het grote aantal mede-eigenaren noopt tot het treffen van een beheersregeling, waaronder een regeling voor gastgebruik, ziet het hof niet in dat het treffen van een beheersregeling als zodanig in strijd zou zijn met artikel 5:1 BW noch dat het aangevochten huishoudelijk reglement 2014 op de in concreto aangevochten punten daarmee in strijd is. Het recht van [appellanten] c.s. om zelf van de golfbaan c.a. gebruik te maken, wordt ook niet aangetast door het huishoudelijk reglement 2014.
5.7
Volgens [appellanten] c.s.is de beheersregeling in het huishoudelijk reglement 2014 in strijd met de statuten en wordt aan appartement [a-straat] het speelrecht ontnomen. Het hof overweegt dat uit niets blijkt dat het specifiek om de speelrechten van appartement [a-straat] gaat. [appellanten] c.s. hebben samen 4 speelrechten. Dat zij stellen zelf te spelen op de rechten behorende bij appartement Winter 54 maakt niet dat aan appartement [a-straat] geen speelrechten meer verbonden zijn. VVE Golfresidentie heeft onbestreden gesteld dat bij splitsing en verkoop van (een van) beide appartementen de nieuwe bewoners van appartement [a-straat] weer gewoon twee speelrechten hebben.
5.8
Voorts hebben [appellanten] c.s. gesteld dat het huishoudelijk reglement 2014 in strijd is met de statutaire verplichting van VVE Golfresort om de golfsport te bevorderen. Het hof legt met VVE Golfresort de statuten zo uit dat VVE Golfresort een besloten golfbaan met zekere toegangseisen beheert. De doelstelling van VVE Golfresidentie is niet dat zoveel mogelijk mensen daar gratis mogen komen golfen, nog daargelaten dat zulks niet financieel haalbaar is. Het hof acht het huishoudelijk reglement 2014 dan ook niet nietig op gronden ontleend aan artikel 2:14 BW.
5.9
Met het oog op de wettelijke vernietigingsgronden van artikel 2:15 BW hebben [appellanten] c.s. aangevoerd dat het huishoudelijk reglement 2014 niet met het vereiste quorum is aangenomen. Daartoe verwijzen zij naar het Modelreglement dat van toepassing is op de (wettelijke) VvE van de appartementen op de Golfresidentie. Dit modelreglement mist in geval van de mandelige terreinen evenwel toepassing. De statuten van VVE Golfresidentie regelen hoeveel stemmen er nodig zijn om een besluit te nemen. Voor besluiten ten aanzien van het huishoudelijk reglement is geen bijzondere meerderheid voorgeschreven, zodat de gewone regeling van artikel 17, derde lid, van de statuten geldt. Dat is de volstrekte meerderheid van het aantal geldig uitgebrachte stemmen. Dat het besluit van 13 mei 2014 daaraan niet voldoet, is gesteld noch gebleken.
5.1
Daarnaast is nog een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid. Het hof overweegt dat het bij artikel 2:15 BW gaat om de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 lid 2 BW, die verder gelijk is aan de strenge norm van artikel 6:248 lid 2 BW. Het hof acht niet aangetoond dat de omstandigheid dat [appellanten] c.s. meer speelrechten heeft dan er speelgerechtigde bewoners van de betreffende woning(en) zijn, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakt dat externe gasten van [appellanten] c.s., net als andere externe gasten, een greenfee dienen te betalen om op de golfbaan van de Golfresidentie te mogen spelen. VVE Golfresidentie heeft onbetwist gesteld dat er meer bewoners van de Golfresidentie zijn die over meer speelbewijzen beschikken dan dat er speelgerechtigde medebewoners of familieleden zijn. [appellanten] c.s. wisten toen ze twee appartementen samenvoegden dat ze tweemaal de parkbijdrage verschuldigd waren en bleven. Verder acht het hof ook van belang dat het huishoudelijk reglement 2010 ook al de groep gerechtigden tot een speelrecht beperkte tot bewoners en inwonende gezinsleden, zodat het huishoudelijk reglement 2014 op dit punt geen verdere beperking van de speelgerechtigdheid bevat. Die wordt eerder zelfs iets uitbreidt, namelijk met uitwonende (klein)kinderen en hun partners.
5.11
Het hof wijst dan ook de vordering tot vernietiging van de in het huishoudelijk reglement 2014 vervatte beheersregeling van de golfbaan c.a. af.
De beslissing van de CBB betreffende de bagtags
5.12
Voor het overige betreft het geschil de afwijzing door het bestuur van VVE Golfresidentie van een door [appellanten] c.s. bedachte constructie om via twee gastlidmaatschappen van de golfclub en het verwerven van twee bagtags op naam van gasten familie [appellanten] , de hiervoor besproken beperkingen op het speelrecht te omzeilen. Over dit geschilpunt heeft de CBB, onder de werking van en met verwijzing naar het huishoudelijk regelement 2010, op
9 oktober 2013 uitspraak gedaan.
5.13
[appellanten] c.s. betwisten primair de bevoegdheid van de CBB om van het geschil kennis te nemen en stellen verder dat zij geen geschil met het bestuur hadden.
Het hof overweegt dat artikel 8 van de statuten voorziet in de instelling van de CBB. Dat uitsluitend leden en niet het bestuur een geschil aan het CBB kunnen voorleggen, volgt niet uit de statuten van VVE Golfresidentie. Uit het reglement van de CBB volgt zonneklaar dat ook het bestuur van VVE Golfresidentie een geschil aan de CBB kan voorleggen. [appellanten] c.s. hebben voorts aangevoerd dat het reglement van de CBB niet expliciet door de Algemene Ledenvergadering van VVE Golfresidentie is goedgekeurd. Het hof is van oordeel dat uit artikel 8 van de statuten van VVE Golfresidentie niet volgt dat het reglement van de CBB door de Algemene Ledenvergadering van VVE Golfresidentie moet zijn goedgekeurd alvorens de CBB bevoegd is van de haar opgedragen geschillen kennis te nemen en daarover te beslissen. Het hof verwerpt dan ook het betoog van [appellanten] c.s. dat de CBB niet bevoegd was van het geschil kennis te nemen.
Ook het standpunt van [appellanten] c.s. dat nooit sprake is geweest van een aan de CBB voorgelegd geschil wordt door het hof verworpen. Uit het procesverloop zoals door de CBB opgesteld, blijkt onmiskenbaar dat ten overstaan van de t CBB door bestuur en [appellanten] c.s. standpunten zijn uitgewisseld waarbij zij elkaars opvattingen hebben bestreden. [appellanten] c.s. hebben ook niet aangetoond dat dit procesverloop niet zou kloppen. Wel hebben [appellanten] c.s. gelijk dat zij niet zijn verschenen zijn op de door de CBB uitgeschreven hoorzitting en dat de rechtbank ten onrechte heeft opgenomen dat zij aldaar verweer hebben gevoerd. Deze constatering doet echter niet af aan de vaststelling dat sprake was van een aan de CBB voorgelegd geschil.
5.14
Het hof verwerpt dan ook het betoog van [appellanten] c.s. dat de CBB niet bevoegd was tot het doen van uitspraak in het geschil met het bestuur van VVE Golfresidentie.
5.15
Het hof constateert vervolgens dat [appellanten] c.s. niet de vernietiging van het besluit van de CBB vorderen. Zij keren zich alleen tegen de overweging van de rechtbank dat zij zich te laat tot de rechter hebben gewend. Het hof acht - in zoverre ten overvloede - ook die stelling ten onrechte ingenomen. VVE Golfresidentie heeft voldoende gemotiveerd betoogd dat het juiste reglement op de website (besloten gedeelte) van VVE Golfresidentie gepubliceerd is geweest. In dit reglement is de vernietigingstermijn van drie maanden na de uitspraak van de CBB opgenomen. In de uitspraak van de CBB van 13 november 2013 is bovendien onderaan een duidelijke rechtsmiddelenclausule opgenomen. Daaraan hebben [appellanten] c.s. zich ten onrechte niet gehouden. Weliswaar spreekt de clausule ten onrechte over niet-ontvankelijk verklaren door de rechter - de rechter beslist immers zelf over het dictum - maar het hof leest deze bepaling als een vervalbepaling. Dergelijke contractuele vervalbepalingen zijn niet ongebruikelijk, laat staan ongeoorloofd. VVE Golfresidentie kon daarop dus een beroep doen. Dat dit beroep in strijd met redelijkheid en billijkheid is gedaan, is gesteld noch gebleken.
5.16
De conclusie luidt dat geen van de onderdelen van de grieven per saldo doel treft.
De slotsom
5.17
Nu de grieven falen, zal het hof het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van gronden bekrachtigen.
5.18
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in aan de zijde van VVE c.s. zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 718,00
- salaris advocaat € 1.788,00 (2 punten tarief 2)
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 9 december 2015 ;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VVE c.s. vastgesteld op € 718,- voor verschotten en op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag indien niet binnen de gestelde termijn wordt betaald;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de nakosten, begroot op € 131,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval [appellanten] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. J. Smit en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
13 februari 2018.