ECLI:NL:GHARL:2018:1560

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.202.002
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Sekeris
  • M. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie wegens snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 1 september 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 273,- opgelegd gekregen wegens het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 30 km/h. De overtreding vond plaats op 24 juli 2015 op de Rijksweg A4 te Badhoevedorp. De betrokkene was aanwezig bij de zitting van de kantonrechter, maar heeft niet geprotesteerd tegen de inhoudelijke behandeling van de zaak, die volgde op de beslissing om de zekerheidstelling op nihil te stellen. Het hof oordeelt dat er geen strijd is met de goede procesorde, aangezien de betrokkene de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen.

De betrokkene voerde aan dat de gedraging onrechtmatig en onzorgvuldig was geconstateerd en vroeg om de verbalisant als getuige te horen. Het hof oordeelt echter dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene heeft geen specifieke feiten aangedragen die aanleiding geven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek van de betrokkene af.

De uitspraak van het hof benadrukt dat in WAHV-zaken de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd, en de betrokkene wordt in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.202.002
9 februari 2018
CJIB 192008577
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 1 september 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
Op 17 augustus 2017 is nog een brief van de betrokkene ontvangen.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 januari 2018. De betrokkene is niet verschenen.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [B] .

Beoordeling

1. De betrokkene is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. De zitting van de kantonrechter was bedoeld om te beoordelen of er zekerheid kon worden gesteld. Er zou volgens de griffie niet inhoudelijk op de zaak worden ingegaan. De kantonrechter is echter wel direct overgegaan tot de inhoudelijke beoordeling van de zaak. Dit is in strijd met de goede procesorde. De betrokkene verzoekt dan ook de zaak terug te wijzen naar de rechtbank.
2. Artikel 12, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen."
3. De griffier van de rechtbank heeft de betrokkene bij brief d.d. 28 juni 2016 uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter op 1 september 2016. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld: "Op deze zitting zullen alleen uw financiële omstandigheden aan de orde komen. Uw inhoudelijk verweren tegen de aan u opgelegde sanctie kunnen dus in dit stadium nog niet worden behandeld."
4. Uit het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter d.d. 1 september 2016 blijkt dat de kantonrechter direct uitspraak heeft gedaan en de beslissing en de motivering daarvan heeft medegedeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding bestaat om het bedrag van de door de betrokkene te betalen zekerheid te verlagen tot nihil. Vervolgens is de kantonrechter overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak en heeft hij het beroep ongegrond verklaard.
5. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter, in aanmerking genomen dat de betrokkene op de zitting is verschenen en - blijkens het proces-verbaal - niet heeft geprotesteerd toen de kantonrechter overging tot de inhoudelijk behandeling van de zaak of heeft verzocht om aanhouding om zich op de inhoudelijke behandeling te kunnen voorbereiden, onmiddellijk nadat hij het bedrag van zekerheidstelling had vastgesteld op nihil, op diezelfde zitting kon overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep. De betrokkene heeft daaromtrent ook zijn standpunt naar voren kunnen brengen. Het verweer van de betrokkene dat sprake is van strijd met de goede procesorde wordt dan ook verworpen.
6. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 273,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met
30 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 24 juli 2015 om 12:00 uur op de Rijksweg A4 links te Badhoevedorp met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
7. De betrokkene voert aan dat de gedraging onrechtmatig en onzorgvuldig is geconstateerd en vraagt zich af welk bewijs er in deze zaak is. Hij zou graag willen dat de verbalisant als getuige wordt opgeroepen. Voorts is de betrokkene het niet eens met de opgelegde administratiekosten.
8. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
9. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van de gekalibreerde boordsnelheidsmeter van het dienstvoertuig, door bestuurder met een gelijkblijvende of vrijwel gelijkblijvende tussenafstand te volgen.
Afgelezen snelheid boordsnelheidsmeter : 140 km per uur
Snelheid volgens kalibratietabel : 135 km per uur
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 130 km per uur
Toegestane snelheid : 100 km per uur
Overschrijding met : 30 km per uur
Meetafstand : 1.500 m.
Tussenafstand : 150 m.
Goedkeuring kalibratie boordsnelheidsmeter geldig tot : 21-05-2016 (…)
Verklaring betrokkene: "Ik had haast".”
10. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De enkele niet onderbouwde stelling van de betrokkene dat de gedraging onrechtmatig en onzorgvuldig is geconstateerd, is daartoe onvoldoende. Evenmin ziet het hof aanleiding om de verbalisant als getuige te horen. De betrokkene heeft zijn verzoek dienaangaande niet gemotiveerd. Hij heeft niet aangegeven welke vragen hij aan de verbalisant wil (laten) stellen. Nu de betrokkene verder geen voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, noch uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
11. Naar aanleiding van het bezwaar tegen de administratiekosten, wijst het hof op zijn uitspraak van 15 juni 2012, WAHV 200.102.952 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHLEE:2012:BW8480), waarbij het hof heeft geoordeeld dat geen wettelijke bepaling in de weg staat aan het in rekening brengen van administratiekosten bij het opleggen van een administratieve sanctie en dat het evenmin in strijd is met internationale regelgeving.
12. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.