In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard en de opgelegde administratieve sanctie van € 370,- gematigd tot nihil. De officier van justitie heeft echter hoger beroep ingesteld, omdat de kantonrechter zijn beslissing niet met redenen had omkleed, in strijd met artikel 13 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in zijn uitspraak niet de gronden heeft vermeld waarop zijn beslissing berustte. Dit gebrek aan motivering leidde tot de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter. Het hof heeft vervolgens de feiten van de zaak beoordeeld, waarbij de betrokkene had aangevoerd dat hij zijn taxi niet op een taxiparkeerplaats kon parkeren vanwege andere voertuigen. Het hof oordeelde dat, hoewel er begrip was voor de situatie van de betrokkene, dit niet rechtvaardigde dat hij op een gehandicaptenparkeerplaats parkeerde.
Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de vastgestelde sanctie af te wijken. De omstandigheden dat de betrokkene slechts kort op de parkeerplaats stond en geen hinder veroorzaakte, waren niet voldoende om de sanctie te matigen of te laten vervallen. Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond, waarmee de oorspronkelijke sanctie in stand bleef.