ECLI:NL:GHARL:2018:2067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.189.261
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter wegens gebrek aan motivering in verkeerssanctiezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard en de opgelegde administratieve sanctie van € 370,- gematigd tot nihil. De officier van justitie heeft echter hoger beroep ingesteld, omdat de kantonrechter zijn beslissing niet met redenen had omkleed, in strijd met artikel 13 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in zijn uitspraak niet de gronden heeft vermeld waarop zijn beslissing berustte. Dit gebrek aan motivering leidde tot de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter. Het hof heeft vervolgens de feiten van de zaak beoordeeld, waarbij de betrokkene had aangevoerd dat hij zijn taxi niet op een taxiparkeerplaats kon parkeren vanwege andere voertuigen. Het hof oordeelde dat, hoewel er begrip was voor de situatie van de betrokkene, dit niet rechtvaardigde dat hij op een gehandicaptenparkeerplaats parkeerde.

Het hof concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van de vastgestelde sanctie af te wijken. De omstandigheden dat de betrokkene slechts kort op de parkeerplaats stond en geen hinder veroorzaakte, waren niet voldoende om de sanctie te matigen of te laten vervallen. Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond, waarmee de oorspronkelijke sanctie in stand bleef.

Uitspraak

WAHV 200.189.261
2 maart 2018
CJIB 185771982
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 12 januari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot nihil.

Het procesverloop

De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De officier van justitie voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter zijn beslissing niet met redenen heeft omkleed en niet de gronden bevat waarop de beslissing berust.
2. Artikel 13, tweede en derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) luidt als volgt:
"2. De beslissing van de kantonrechter is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare zitting uitgesproken.
3. De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Een afschrift van de aantekening van de beslissing wordt toegezonden aan partijen."
3. In het dossier bevinden zich een proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van 12 januari 2016 en de schriftelijke uitspraak van de kantonrechter van die datum.
In het proces-verbaal van de zitting is de verklaring van de betrokkene opgenomen en het standpunt van de officier van justitie. Vervolgens bevat het proces-verbaal de passage:
"De kantonrechter sluit de mondelinge behandeling en doet uitspraak. Voor hetgeen daarbij is besproken en overwogen verwijst de kantonrechter naar de schriftelijke uitspraak."
4. De schriftelijke uitspraak van de kantonrechter luidt als volgt:
"Aantekening mondelinge beslissing.
Het beroepschrift van betrokkene is behandeld op de zitting van 12 januari 2016. (…)
De kantonrechter heeft op die zitting mondeling uitspraak gedaan.
De kantonrechter heeft als volgt beslist.
Beslissing
De kantonrechter verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de sanctie wordt gematigd tot nihil"
5. Nu de uitspraak van de kantonrechter niet de gronden bevat waarop de beslissing berust en de beslissing niet met redenen is omkleed, heeft de kantonrechter gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 13 van de Wahv. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen en het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “parkeren op invalidenparkeerplaats anders dan met motorvoertuig op meer dan twee wielen met geldige invalidenparkeerkaart”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 november 2014 om 9.46 uur op de Stationsplein te Nijmegen met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
7. De betrokkene heeft gedurende de procedure - kort samengevat - aangevoerd dat hij zijn taxi niet op een van de daarvoor bestemde taxiparkeerplaatsen kon parkeren omdat daar busjes van bouwvakkers en particuliere auto's stonden. De betrokkene moest zijn voertuig daarom wel op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren. Een collega had de autosleutel, zodat de auto kon worden verplaatst. Het klopt niet dat de verbalisant 10 minuten heeft gewacht. Het is de betrokkene een doorn in het oog dat de particuliere voertuigen nauwelijks bekeurd worden.
8. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene de gedraging erkent, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
9. Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
10. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. Hoezeer er ook begrip valt op te brengen voor het feit dat de betrokkene zich ergert aan de omstandigheid dat andere voertuigen op de taxiparkeerplaatsen stonden, dit kan nog niet rechtvaardigen dat de betrokkene, bij gebrek aan daartoe bestemde parkeerplaatsen, zijn voertuig parkeert op een locatie die daar niet voor bestemd is. Mede gelet op de kwetsbare positie van degenen voor wie dergelijke parkeerplaatsen bedoeld zijn, betreft het bepaalde in artikel 26 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een absoluut verbod: buiten de hier omschreven gevallen mag niet worden geparkeerd op een dergelijke parkeerplaats. Het stond de betrokkene niet vrij om naar eigen inzicht af te wijken van dat verbod, ook niet om een sanitaire stop te maken. De omstandigheid dat de betrokkene slechts gedurende korte tijd op deze plaats zou hebben gestaan en geen hinder zou hebben veroorzaakt, zijn geen omstandigheden die aanleiding geven af te wijken van de vastgestelde tarieven. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
11. Gelet op het voorgaande zal het hof het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaren.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.