ECLI:NL:GHARL:2018:2076

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.188.958
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Samplonius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onterecht opgelegde administratieve sanctie voor kentekenplaat op fietsendrager

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, die op 18 februari 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was beboet voor het niet hebben van een deugdelijk aangebrachte kentekenplaat op zijn aanhangwagen, terwijl hij in werkelijkheid met een fietsendrager reed. Het hof oordeelde dat de kantonrechter had moeten ingrijpen en de feitcode had moeten wijzigen, omdat de betrokkene niet in zijn belangen was geschaad door een dergelijke wijziging. Het hof vernietigde de sanctiebeschikking, omdat de verbalisant geen informatie had verstrekt over de waarneembaarheid van de kentekenplaat op het voertuig. Het hof concludeerde dat de gedraging waarvoor de sanctie was opgelegd, niet was verricht. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking werden vernietigd, en het bedrag dat door de betrokkene was gestort, moest worden gerestitueerd.

De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het niet hebben van een kentekenplaat op een aanhangwagen, terwijl hij met een fietsendrager reed. De kantonrechter had de zaak ongegrond verklaard, maar het hof oordeelde dat de feitcode niet correct was en dat de betrokkene niet in zijn verdediging was geschaad. Het hof vernietigde de eerdere beslissingen en stelde vast dat de gedraging niet had plaatsgevonden, waardoor de sanctie onterecht was opgelegd.

Uitspraak

WAHV 200.188.958
2 maart 2018
CJIB 180273573
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel
van 18 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “aanhangw. < 750 kg heeft geen deugdelijk vestigde/goed leesbare/niet afgeschermde en goedgekeurde kentekenplaat (feitcode P100B)”, welke gedraging zou zijn verricht op 13 maart 2014 om 12.50 uur op de Nico Bolkesteinlaan te Deventer.
2. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat hem de mogelijkheid is ontnomen zich op een juiste wijze te verweren. Kennelijk wordt hem feitcode P070F verweten, maar dit is hem nimmer op de juiste wijze kenbaar gemaakt. De betrokkene stelt dat hij hierdoor in zijn belangen is geschaad. Ten tijde van de gedraging reed de betrokkene niet met een aanhangwagen, maar was er op zijn voertuig een fietsendrager bevestigd. Hierop was geen kentekenplaat bevestigd. Technisch gezien was dit niet mogelijk, kennelijk omdat bij het gebruik van dit type fietsendrager de kentekenplaat van het voertuig zichtbaar blijft en niet wordt afgeschermd. Ter onderbouwing heeft de betrokkene een foto van de betreffende fietsendrager bij zijn beroepschrift gevoegd.
3. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in: “Geen kenteken aanwezig op lastdrager, een fietsendrager.”
4. Voorts bevindt zich bij de stukken een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juli 2014 waarin de verbalisant onder meer het volgende verklaard:
“Op 13 maart 2014 zag ik dat de heer [betrokkene] reed met een personenauto die was voorzien van een lastdrager, een fietsendrager, aan de achterzijde van het voertuig. Ik zag dat aan de achterzijde van de lastdrager geen kentekenplaat was bevestigd. (…). Ik heb op de aankondiging van beschikking abusievelijk een verkeerde feitcode opgeschreven. De correcte feitcode moet zijn: P070F.”
5. De kantonrechter heeft in zijn beslissing overwogen dat de in de inleidende beschikking opgenomen feitcode niet juist is en gewijzigd had moeten worden. De kantonrechter is echter niet tot wijziging van de inleidende beschikking overgegaan, maar heeft wel vastgesteld dat de betrokkene de (nieuwe) gedraging heeft verricht. Dat is niet juist. Indien de kantonrechter tot de conclusie komt dat de in de inleidende beschikking opgenomen gedraging en/of feitcode niet juist is/zijn, maar een andere gedraging en/of feitcode wel, dient hij na te gaan of een wijziging van de inleidende beschikking op dat punt toelaatbaar is. Indien de kantonrechter bevindt dat dit het geval is en voorts van oordeel is dat kan worden vastgesteld dat de (nieuwe) gedraging is verricht en de daarop betrekking hebbende bezwaren geen doel treffen dient hij, met gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie, tot wijziging van de inleidende beschikking over te gaan. Gelet hierop kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven en zal het hof doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
6. Bij de beantwoording van de vraag of wijziging van de inleidende beschikking op het punt van de omschrijving van de gedraging met bijbehorende feitcode als zodanig toelaatbaar is, dient te worden nagegaan of de betrokkene door zodanige wijziging niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Het hof stelt voor dat daarvan hier geen sprake is. Voor de betrokkene was duidelijk waartegen hij zich -na de wijziging- diende te verweren en hij heeft dat in hoger beroep ook gedaan. Het sanctiebedrag behorende bij de oude en de nieuwe feitcode is hetzelfde. In zoverre bestaat daarom geen bezwaar tegen de wijziging van de omschrijving van de gedraging en de feitcode.
7. Vervolgens dient het hof te beoordelen of voor de gedraging met feitcode P070F een sanctie moet worden opgelegd. De gedraging met feitcode P070F betreft een overtreding van artikel 5.18.7, eerste lid onder f, van de Regeling voertuigen. Ten tijde van de gedraging luidde dit artikel, voor zover hier van belang, als volgt:
"Indien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat door de lastdrager of de goederen wordt afgeschermd, moet de lastdrager zijn voorzien van een kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht."
8. In hoger beroep heeft de betrokkene aangevoerd dat bij het gebruik van dit type fietsendrager de kentekenplaat van het voertuig zichtbaar blijft en niet wordt afgeschermd. Het hof stelt vast dat de verbalisant niets heeft opgemerkt omtrent de waarneembaarheid van de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat. Hetgeen de verbalisant heeft gerelateerd heeft slechts betrekking op de afwezigheid van een kentekenplaat op de fietsendrager. Dit betekent dat op grond van de verklaring van de verbalisant niet kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof ziet echter geen aanleiding om in deze fase van de procedure de verbalisant nog om nadere informatie te verzoeken. Het hof zal daarom niet overgaan tot wijziging van de inleidende beschikking maar volstaan met de vaststelling dat de gedraging waarvoor bij de inleidende beschikking een sanctie is opgelegd, niet is verricht.
9. Dit brengt mee dat -met gegrondverklaring van het beroep daartegen- de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking moeten worden vernietigd. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beslissing van de officier van justitie;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij, onder CJIB-nummer 180273573, een sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.