ECLI:NL:GHARL:2018:2099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.191.792
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over onnodig geluid veroorzaken met motorvoertuig

Op 5 maart 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 9 mei 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 370,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid met zijn motorvoertuig op 7 september 2015 te Dordrecht. De betrokkene ontkende onnodig geluid te hebben geproduceerd en beklaagde zich over de bejegening door de verbalisant(en).

Het hof oordeelde dat de klachten over de bejegening buiten de reikwijdte van de procedure vallen en zich enkel richtte op de vraag of de gedraging had plaatsgevonden en of de sanctie moest worden gematigd of achterwege gelaten. De gedraging was gebaseerd op artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, dat het veroorzaken van onnodig geluid door bestuurders van motorvoertuigen verbiedt.

Het hof concludeerde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene had geen specifieke feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de betrokkene verantwoordelijk was voor het veroorzaken van onnodig geluid, ongeacht zijn verklaring dat zijn voet van de koppeling was geschoten.

De beslissing van het hof was om de eerdere uitspraak van de kantonrechter te bevestigen, waarmee de sanctie van € 370,- gehandhaafd bleef.

Uitspraak

WAHV 200.191.792
5 maart 2018
CJIB 192172395
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 9 mei 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets onnodig geluid veroorzaken”, welke gedraging zou zijn verricht op 7 september 2015 om 14.18 uur op de Krommedijk te Dordrecht met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene ontkent onnodig geluid te hebben geproduceerd met zijn auto. De betrokkene beklaagt zich voorts over de bejegening door de verbalisant(en).
3. In deze procedure staat slechts ter beoordeling van het hof de vraag of de gedraging is verricht en of er sprake is van zodanige omstandigheden dat de sanctie achterwege moet blijven of gematigd zou moeten worden. Klachten over de bejegening door de verbalisant(en) vallen buiten de reikwijdte van deze procedure. Daarom zal het hof deze klacht van de betrokkene verder onbesproken laten.
4. De onderhavige gedraging is gebaseerd op artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: 'RVV 1990'). Deze bepaling luidt:
"Bromfietsers en bestuurders van een motorvoertuig mogen met hun voertuig geen onnodig geluid veroorzaken."
5. Artikel 57 RVV 1990 is bedoeld om op te kunnen treden juist in die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingerichte auto onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken, zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door auto's veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid in de zin van artikel 57 RVV 1990 is niet bepalend of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden.
6. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
7. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant(en) zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in: ''Wij zagen en hoorden dat betrokkene als bestuurder van een auto met veel te hoge snelheid de bocht om kwam. Wij hadden het idee dat betrokkene dat expres deed. Tijdens het omgaan van de bocht zagen wij dat de auto overhelde. Wij hoorden dat de motor veel toeren maakte en de banden hard piepten. Voor het onnodig geluid veroorzaken met de piepende banden werd PV aangezegd''. ''Verklaring betrokkene: Mijn voet schoot uit de koppeling (…)''.
8. De betrokkene heeft - anders dan de enkele ontkenning dat de gedraging is verricht - geen specifieke feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan deze verklaring. Uit het dossier blijkt evenmin van dergelijke feiten en omstandigheden. Derhalve zal het hof uitgaan van de juistheid van deze verklaring.
9. Uit de verklaring van de verbalisant(en) dat zij hoorden dat de motor veel toeren maakte en de banden piepten, volgt dat de wijze waarop de betrokkene reed, onnodig geluid veroorzaakte, zoals omschreven in r.o. 4. en 5. Derhalve is genoegzaam komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
10. Het hof ziet in het hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd noch in het dossier aanleiding om de sanctie achterwege te laten of te matigen. Dat de betrokkene zoals hij bij de staandehouding heeft verklaard, met zijn voet van de koppeling zou zijn geschoten is een omstandigheid die voor zijn eigen rekening komt. Van de bestuurder van een motorvoertuig mag worden verwacht dat hij te allen tijde in staat is zijn voertuig op een rustige wijze, zonder dat de banden piepen en de auto overhelt, een bocht te nemen.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.