ECLI:NL:GHARL:2018:2104

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.191.066
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Eskandari
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake schending van de hoorplicht en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de gemachtigde van de betrokkene in hoger beroep verzocht om de bezwaren die eerder in administratief beroep en bij de kantonrechter zijn ingediend, als herhaald en ingelast te beschouwen. Het hof oordeelt dat dit verzoek niet als beroepsgrond kan worden aangemerkt, omdat het geen redenen bevat die tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter moeten leiden. Het hof benadrukt dat het niet de taak is om ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de kantonrechter te beoordelen, tenzij het gaat om kwesties van openbare orde.

De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene stelde dat er sprake was van schending van de hoorplicht door de officier van justitie, maar het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet verplicht was om de betrokkene te horen, aangezien er geen verzoek daartoe was gedaan.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

WAHV 200.191.066
5 maart 2018
CJIB 188137612
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 18 april 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich op het standpunt dat sprake is van schending van de hoorplicht door de officier van justitie en dat de kantonrechter dit niet heeft onderkend.
2. Het hof stelt vast dat de kantonrechter in zijn beslissing onder meer het volgende heeft overwogen:
''In het beroepschrift tegen de inleidende beschikking heeft (de gemachtigde) van de betrokkene niet aangegeven dat betrokkene wenste te worden gehoord door de officier van justitie. Evenmin heeft (de gemachtigde van) betrokkene een telefoonnummer opgegeven waarop betrokkene overdag bereikbaar is. (…) Uit het voorgaande volgt dat de officier van justitie het horen van de betrokkene in het onderhavige geval achterwege mocht laten.''.
3. Het is vaste jurisprudentie van het hof dat de officier van justitie de indiener van een beroepschrift dient te horen, wanneer deze daarom verzoekt (vgl. de artikelen 7:16 en 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
4. Het hof stelt vast dat het administratief beroepschrift d.d. 27 maart 2015 onder meer inhoudt: "Betrokkene verzoekt om een proceskostenvergoeding en beroept zich op het recht van 7 lid 2 Wahv.".
5. Het hof heeft eerder geoordeeld dat de enkele mededeling dat de betrokkene zich beroept op het recht van artikel 7, tweede lid, van de Wahv, niet als een verzoek tot horen kan worden beschouwd (vgl. het arrest van het hof van 1 juni 2017, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2017:4610). Van een professionele rechtsbijstandverlener mag bovendien worden verlangd dat hij aan het betrokken bestuursorgaan, in dit geval de officier van justitie, duidelijk en in heldere bewoordingen aangeeft dat hij of de betrokkene wil worden gehoord.
Omdat aldus geen verzoek tot horen was gedaan, was de officier van justitie - gelet op artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb - niet verplicht om de betrokkene te horen. De stelling van de gemachtigde dat de officier van justitie niet heeft voldaan aan de hoorplicht, gaat dus niet op. De kantonrechter heeft dan ook terecht het beroep op schending van de hoorplicht verworpen.
6. De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep verzocht om de in administratief beroep en beroep bij de kantonrechter ingediende bezwaren als herhaald en ingelast te beschouwen. De gemachtigde - een professioneel rechtsbijstandverlener - heeft slechts volstaan met dit verzoek. Gelet hierop kan dit verzoek, nu het geen redenen bevat die volgens de indiener van het beroepschrift moeten leiden tot vernietiging van de beslissing van de kantonrechter, niet als beroepsgrond worden beschouwd. Het is niet de taak van het hof om - anders dan in kwesties van openbare orde - ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de kantonrechter te beoordelen. Daarom kan in dit verzoek ook geen grond voor vernietiging van de beslissing van de kantonrechter worden gevonden.
7. Gelet op het voorgaande wordt de beslissing van de kantonrechter bevestigd.
8. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Eskandari als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.